De rol van Don
Quichot
181
OF HOE CUYPERS' UITMONSTERING IN DE ST.-SERVAAS VERDWIJNEN
GAAT*
Het Koninklijk Besluit (KB) omtrent het
beroep van het Cuypers Genootschap bij de
Kroon (Raad van State, afdeling geschillen
van bestuur) is eindelijk verschenen. Wie
nu mocht denken dat één van de meest be
langwekkende en geruchtmakende restaura
tiecontroversen sinds de geschiedenis rond
Paleis het Loo een even indrukwekkend als
informatief KB op zou leveren, komt bedro
gen uit. Vooral ten aanzien van het vrij
problematische liturgie-artikel 16** - waar
over in het bulletin van het Cuypers Genoot
schap meer - had voorzien kunnen worden
in de broodnodige jurisprudentie, die ook in
deze procedure ten zeerste gemist werd. He
laas is WVC er in geslaagd de principiële
discussie te ontlopen. De verantwoordelijke
minister heeft - al dan niet conform het
advies van de Raad van State - het stand
punt van de sector Wetgeving en Juridische
Zaken van WVC gevolgd en het Cuypers
Genootschap niet-ontvankelijk verklaard.
Aan zijn belangstelling voor de 19de eeuw,
ook inzake de St.-Servaas heeft het zeker
niet gelegen. Andere interessen, zoals het in
de jurisprudentie gedoodverfde belang van
de eigenaar-vergunninghouder, prevaleer
den. Gezien een aantal bijna onmogelijke
'vergissingen' en 'misverstanden' tussen de
Rijksdienst voor de Monumentenzorg en
WVC heeft het er alle schijn van dat ook de
vrees voor gezichtsverlies een krachtige
motivatie is geweest. Het resultaat is nu dat
men in Maastricht de handen vrij heeft om
het neogotische interieur te slopen. WVC
meent de eer aan zich te kunnen houden
door te stellen dat er geen subsidie komt
voor moderne schilderingen, maar daar is
Cuypers' uitmonstering niet mee gebaat.
Twee vierkante centimeter middeleeuwse
schilderingen zijn heiliger dan een compleet
19de-eeuws interieur. Formeel valt daar
echter niets meer aan te doen.
FATALE TERMIJNEN
Bij nadere bestudering van het magere KB
valt een manier van redeneren op, die voor
actievoerend monumentenzorg in Neder
land bitter, maar wel behartenswaardig is.
Hoewel de voorgeschiedenis van de proce
dure rond de St.-Servaas inmiddels alle
trekken van een cryptogram vertoont, zullen
we proberen haar in enkele data en wetsarti
kelen samen te vatten. Welbeschouwd is de
hele affaire er een van termijnoverschrijdin
gen. De argumentatie tot het niet-ontvanke
lijk verklaren is gebaseerd op art. 26 van de
monumentenwet. Daarin wordt gesteld dat
met de beschikking van de minister om een
restauratie- of sloopvergunning af te geven
(art. 15) een termijn van twee maanden van
start gaat om in beroep te komen bij de
Kroon. Het mistige gegoochel met data in
deze zaak gaat uit van een beroepstermijn,
die van kracht werd op 12 januari 1984, een
half jaar nadat het herziene restauratieplan
voor de St.-Servaas bij WVC/Monumenten
zorg was ingediend. Spijtig genoeg was de
ze 'fatale' dag bij Monumentenzorg nergens
genoteerd: de datum van inschrijving van
het plan en het weekend meegerekend werd
één dag te laat, op 17 januari 1984, de
verplichte zesmaandstermijn voor de vast
stelling van dit soort plannen met een half
jaar verlengd. Op dat moment had Maas
tricht formeel de vergunning dus stilzwij
gend verkregen. Het zou tot mei duren eer
de restauratiestichting daar achter kwam en
tot september voordat dit nieuws in de open
baarheid kwam. Tegen die tijd waren alle
beroepstermijnen overschreden.
Oók bij WVC was men zich tot mei 1984
niet bewust van de kapitale 'vergissing'.
Men hield vast aan een tweede termijn die
12 juli zou verstrijken. Op dit punt kunnen
we de draad van het verhaal in het KB
oppakken. Daarin staat:
'dal de appellante Cuypers Genootschap) zich
bij schrijven van 17 juni 1984 tot Onze Minister
heeft gewend om te waarschuwen voor een mogelijk
laten verstrijken van deze beslissingstermijn:
dat als antwoord op dit schrijven Onze Minister
(d.w.z. het hoofd van de afdeling Musea, Monu
menten en Archieven van WVC) aan de appellante
een afschrift heeft toegezonden van een brief, die hij
op 19 juni 1984 had gericht aan de Stichting Restau
ratie De Sint Servaas..
dat de appellante stelt, dat zij deze brief mocht
beschouwen als de beslissing op het verzoek om
vergunning... (omdat) de inhoud van de brief haar
geen aanleiding gaf om daartegen beroep in te stel
len - de minister stelde immers dat de schilderingen
hersteld zouden worden en dat over de rest van het
interieur verder onderhandeld werd - voordat op 20
september bleek van het bestaan van nieuwe feiten;
dat echter de brief van 19 juni 1984, nog daargela
ten dat deze door Onze Minister... niet als een
beslissing is bedoeld en... naar formulering en
strekking het karakter van een beslissing ontbeert en
in hoofdlijnen veeleer kan worden gekenmerkt als
een uitnodiging aan de Stichting Restauratie De Sint
Servaas tot het verstrekken van nadere informatie;
dat, gezien de gevolgen die de wet... verbindt aan
overschrijding van de beslissingstermijn van zes,
onderscheidenlijk twaalf maanden, naar Ons oor
deel een verwijzing naar de brief van 19 juni 1984
onvoldoende rechtvaardiging vormt voor het feit,
dat de appellante niet na 12 juli 1984, de haar
bekende datum waarop na de indiening van het
restauratieplan twaalf maanden waren verstreken,
zich ervan heeft vergewist of een definitieve beslis
sing tot stand gekomen was, noch zekerheidshalve
binnen twee maanden beroep heeft ingesteld;'
TE GOED VAN VERTROUWEN
De redenering in het KB is mistig: welis
waar heeft het Cuypers Genootschap op zijn
verzoek om de lang verbijde beschikking
notabene van het hoofd van de afdeling
MMA-de junibrief van de minister toege
zonden gekregen, die ook door de monu-
mentenraad als zodanig werd ontvangen,
maar had daarop niet mogen vertrouwen!
Zeker viel de omzichtige en diplomatieke
formulering op, maar deze werd toegeschre
ven aan de overeenstemming, die volgens
artikel 16 bereikt diende te worden en de
zeer gevoelige lobby tussen Maastricht en
Den Haag. Van diverse zijden kreeg het
Cuypers Genootschap nl. op het hart ge
drukt de onderhandelingen in dit stadium
niet te frustreren, zoals bijvoorbeeld door
het instellen van beroep omdat nog niet het
hele interieur was veiliggesteld. Dit werd
ook aan de Raad van State tijdens de open
bare behandeling van het beroep op 8 maart
jl. medegedeeld, maar het heeft niet mogen
baten...
Als in een deja-vu had het Cuypers Genoot
schap moeten weten dat de sector Wetge
ving en Juridische Zaken van WVC in haar
alwetendheid de junibrief ex cathedra be
liefde te kwalificeren als een niet-beschik-
king. Deze goocheltruc werd door de desbe
treffende vertegenwoordiger tijdens de
openbare behandeling tweemaal gedemon-
streert: bij de genoemde juni-brief en haar
fundament de fameuse 'beschikking' van de
staatssecretaris van - toen nog - CRM d.d.
10 december 1979, waarmee het touwtrek
ken om de neogotische uitmonstering be
gonnen is. Conform het advies van de mo-
numentenraad stelde de staatssecretaris dat,
uitgaande van de door de Maastrichtse Res
tauratiestichting geformuleerde noodzaak
tot herstel van het monument zijns inziens
'niet anders mogelijk (is) dan het nog over
wegende 19de-eeuwse karakter in zijn tota
liteit te behouden c.q. te herstellen.' Omdat
het restauratieplan, waar deze missive
een reactie op vormt, opeens volgens
WVC géén vergunningaanvraag heet te
zijn, mag dit schrijven niet opgevat wor
den als een beschikking en is het net zoals
de junibrief van Brinkman een vrijblij
vend kattebelletje. Let wel, zo wordt niet
geredeneerd bij een kleine herstelcampagne
van een luttel miljoen, maar een hoogst be
langrijke restauratie van 46 miljoen!
De moraal van dit verhaal is al te triest.
Iedere actievoerende monumentenzorger
dient zich te realiseren dat een brief van
WVC geen enkele garantie biedt, of deze nu
van het hoofd van de afdeling MMA, de
staatssecretaris of de minister zelf komt.
Gemakshalve zullen we er maar aan voorbij
gaan dat een ministeriële beslissing, gericht
op enig rechtsgevolg, per definitie als een
besluit (met algemene werking) dan wel als
een beschikking (een besluit ten aanzien van
een bijzonder geval) aangemerkt mag wor
den. Wellicht is het dienstig, om nóg erger
te voorkomen, WVC twee stempeltjes aan
te bieden met 'beschikking' en 'niet-be-