Oproep aan de leden 173 werden tijdens de herbouw van de binnen- en buitenmuren uitgewist. Dezelfde klacht kan men uiten bij een aantal andere geres taureerde gedeelten van het kerkgebouw. Toen ik dit alles aanzag heb ik gedacht: had men maar niet zoveel geld gehad voor dit onderdeel van de restauratie. Zoveel moge lijk natuursteen werd vervangen in het kader van het constructief herstel. Door de be schikking over een (te) ruime beurs is men helaas niet selectief te werk gegaan bij de keuze wat te vernieuwen en wat niet. Een verhaal op zich is in deze context het weer aanbrengen van de versierende elementen, die bij de restauraties van 1907-1917 en 1937-1943 uit kostenoverwegingen waren weggelaten. Kon men het noordportaal van de kerk nog restaureren naar afbeeldingen van Cornelis Springer (het eerste plan werd overigens te rijk bevonden en afgekeurd!), bij andere bouwonderdelen kon men de fan tasie de vrije loop laten. Meest in het oog lopend detail is wat dit betreft het aanbren gen van nieuwe pinakels op de steunberen. Drie modellen werden ontworpen door op zichter de heer Schellevis, welke op ware grootte werden gemaakt en uitgetest 'hoe zij zouden staan'. De keuze viel op die versie welke het op afstand gezien 'het lekkerste deed'. Inderdaad, de pinakels hebben weer hogels, maar waarom geen onderzoek ge pleegd in het archief van de Westfalische Denkmalpflege, waarin materiaal te vinden is van een aantal andere kerken waaraan Gisbert Schairt van Bommel bouwde. Zijn werk werd echter genegeerd en niet als uit gangspunt gekozen voor het nieuwe ont werp. Dat men de nieuwe pinakels enig Nederrijns karakter moet ontzeggen, doet er klaarblijkelijk niet zo toe. DE WINTERKERK Toen Willem van Oranje Zaltbommel in 1572 innam liet hij beslag leggen op de St. Maartenskerk en wees haar toe aan de klei ne Hervormde Gemeente van het stadje. Vanaf die tijd ook was het koor van de kerk buiten gebruik omdat de kansel in het schip werd opgesteld. Die situatie bleef tot op heden hetzelfde. Toen bij de huidige restau ratie de vraag over de bruikbaarheid van het gebouw ter sprake kwam, kwam daardoor het koor het eerst in aanmerking 'om iets in te ondernemen', immers, het koor was het koor niet meer. Vergelijkingsmateriaal el ders in het land was schaars. Men heeft er nog over gedacht het voorbeeld van de St. Jacobskerk te Utrecht te volgen. Hier scheidde men een zijbeuk van de rest van de kerkruimte. Die oplossing werd voor Zalt bommel niet geschikt geacht. Voor het koor werden allerlei oplossingen aangedragen, waarin steeds het verwarmingsprobleem een grote rol speelde. Men kon het koor afslui ten met een glazen wand onder de triomf boog of deze geheel sluiten met een houten wand of metselwerk. Een andere oplossing bestond uit het aanleggen van een vloer ter hoogte van de vensterbanken der ramen, en slechts een gedeeltelijke afsluiting naar het schip toe. Door het verwarmingsprobleem ontstond de overtuiging, dat afsluiting van de hoge koorramen van de te gebruiken ruimte een noodzaak was. Zo kwam men op het idee van de winterkerk: een stalen ge raamte, afgesloten naar het schip toe, met een houten dak en aan de zijden afgedekt met glasplaten tot onder de vensterbanken van de koorvensters, zodat men deze nog steeds zou kunnen zien. Op het dak van de 880 m3 grote doos zou dan ruimte zijn voor andere aktiviteiten als exposities en recep ties. Via de consistoriekamer, welke aange past is aan de nieuwe situatie door de bouw van toiletten, een garderobe, etc., komt men op het dak van de winterkerk, terwijl aan de andere zijde van het koor op de plaats van de vroegere 'Kluis' een tweede afgang in de vorm van een spiltrap in de muur is geforceerd. De winterkerk komt mij voor als een 'ad hoc'-beslissing. Was het niet beter geweest voor al het geld dat nu werd besteed de kerkramen van een dubbele beglazing te voorzien en daarnaast het kerk gebouw van een goede vloerverwarming. De kerk zou dan niet alleen gevrijwaard zijn gebleven van de gruwelijke ontsiering door de winterkerk, maar tevens zou men daar mee de controle hebben gehad over de con stante temperatuur in de kerk, belangrijk voor het behoud van de schilderingen. Zijn wij nu echt in 20 jaar tijd op het gebied van de verwarming zó verwend dat wij het bij 18° in een kerk niet meer uithouden? Ir. Van Ho.ogevest verdedigde zijn winterkerk met de woorden: 'Tijdens de Hervorming kwam de eerste aanpassing van het kerkgebouw, nu de tweede'. Dat de eerste uit puur reli gieus oogpunt plaats vond en de tweede uit economische overwegingen vergat hij erbij te zeggen. Al is de winterkerk weer direct uitneembaar, de oplossing was niet nodig geweest en riekt naar een prestigeobject. Voor hetzelfde geld had men immers de kerk geheel ter beschikking kunnen hebben. DE SCHILDERINGEN 1605-1606 werd de kerkruimte gereinigd en verdween het overgrote deel van de schilde ringen onder de witkalk. De gewelfschilde ringen echter liet men ongemoeid. Ze waren in de 19de eeuw zo slecht geworden dat ze werden overgeschilderd. Toen de middel eeuwse schilderingen op de muren weer on der de witkalk tevoorschijn kwamen, be sloot men ook de gewelfschilderingen weer in 'oorspronkelijk middeleeuwse stijl' aan te brengen en daarnaast de architectuur schilderingen op gewelfribben, raamomlijs- tingen en vensterbanktriforium eveneens op te halen. Het laatste was een voortreffelijk initiatief omdat deze schilderingen zo ka rakteristiek zijn voor de uitdossing van Ne- derrijnse gotiek. Ik heb mij afgevraagd waarom de heer Smeenk in zijn artikel: (ne gentiende eeuwse) 'overschilderingen' tus sen haakjes schrijft, i.p.v. 'oorspronkelijke middeleeuwse stijl' waar hij dat wél had moeten doen. De 19de-eeuwse overschilde ringen werden weggehaald en vervangen door pure nep-, zo u wilt kitschschilderin- gen in de stijl van de 9 procent resterende originele middeleeuwse schilderingen Een 'C' (conservering) en 'R' (reconstructie) geeft de toerist informatie over wat oor spronkelijk is en wat niet. Voor de kenners kan niet verbloemd worden dat door het weghalen van de 19de- eeuwse schilderingen een document van grote waarde werd vernietigd, dat op voor treffelijke wijze de opvattingen in de 19de eeuw over het restaureren van middel eeuwse schilderingen weergaf. Tenslotte nog iets over de schilderingen in het koor. De heer Smeenk schrijft in zijn artikel daar over dat men vanaf het dak van de winter kerk daar zo'n prachtig zicht op heeft, om dat ze daar dichter bij de kijker zijn. Dat 'genot' reserveer ik voor hem en de ondes kundige toerist, die na de 'verukkelijke middeleeuwse schilderingen, in schip en zijbeuken, 'die van het koor' er nog wel bij kan doen'. Voor de deskundige is het een zware gang. Hij wordt geconfronteerd met schilderingen die puur naar eigen smaak en fantasie zijn bijgewerkt. Zonder enig kunsthistorisch onderzoek vooraf werden schoentjes van figuren ge wijzigd, bazuinen van engelen veranderd en details'aangepast'. De St. Maartenskerk te Zaltbommel is de zelfde weg gegaan als zijn illustere voor gangers te Amsterdam (Nieuwe Kerk) en 's Hertogenbosch (St. Jan). De bouwwer ken werden 'systematisch afgehandeld en verwerkt', kant en klaar gestoomd voor de toerist. Dat daarbij aan oorspronkelijk au thentiek materiaal werd getornd en veel er van verloren ging doet er kennelijk niet zo veel toe. Met nog een groot deel van de restauratie van de St. Servaas te Maastricht voor de boeg, waarbij naar ik vrees dezelfde mentaliteit overheerst als te Zaltbommel en Amsterdam, mag de kunsthistorische we reld met recht het hart vasthouden voor het lot van dat monument. Drs. E. M. Dolne is kunsthistoricus, wetenschap pelijk ambtenaar aan de Katholieke Universiteit Nij megen en bestuurslid van het Cuypers Genootschap. Noot I. D. J. Smeenk, De restauratie van de Sint Maartenskerk en Toren te Zaltbommel, 1977-1985. Publicatie Stichting Oude Gelderse Kerken, Afl. 20, Voorjaar 1985 HEEMSCHUT 75 jaar! 1911-1986 Bent u zelf geïnteresseerd of kent u men sen in uw omgeving die bereid en in de gelegenheid zijn om in het blad HEEM SCHUT te adverteren, stelt u zich dan met ons bureau in verbinding voor in lichtingen. Hoe groter de financiële armslag, hoe beter ons blad kan zijn.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1985 | | pagina 21