Gouda: afbraak van
een rijke industriële
traditie
82
Op oude aardrijkskundige kaarten en wand
platen staat Gouda doorgaans aangegeven
als centrum van kaarsen-, pijpen- en plateel
nijverheid: een industriële traditie die terug
gaat tot in de Middeleeuwen. Het gevaar is
niet denkbeeldig, dat de materiële restanten
van deze industriële traditie binnenkort ver
dwenen zijn. Reden om eens stil te staan bij
het beleid dat de gemeente Gouda voert met
betrekking tot de nog resterende bedrijfsmo-
numenten in Gouda. Hieraan voorafgaand
een historisch-geografische inleiding over
Gouda's industriële ontwikkeling en een
kort overzicht van de belangrijkste bedrijfs
takken
De opkomst van Gouda als centrum van
handel en nijverheid werd bepaald door de
gunstige ligging aan de samenvloeiing van
Hollandsche IJssel en Gouwe, van oudsher
DOOR BERNT FEIS*
twee belangrijke scheepvaartwegen. In de
bosrijke omgeving was veel hout te vinden
voor scheeps- en woningbouw, zodat zich
hier veel handelaren, vissers en ambachts
lieden vestigden. Behalve een strategische
functie voor de graven van Holland - in
1272 kreeg Gouda stadsrechten van graaf
Floris V - kreeg de stad ook een belangrijke
economische betekenis. Als gevolg name
lijk van de 'gecostumeerde vaarten', de
door de overheid vastgestelde en verplichte
vaarroutes, moest de scheepsvaart over Hol
landsche IJssel, Gouwe, Oude Rijn etc. Va
ren om Amsterdam te kunnen bereiken. Aan
deze verplichte vaarwegen waren natuurlijk
tolgelden verbonden. De tolheffing bij Gou
da, waaraan nog steeds het Oude Tolhuis
aan de Veerstal herinnert, bracht niet alleen
inkomsten voor de graaf met zich mee,
maar betekende ook voor de stad groeiende
welvaart als markt- en fourageercentrum.
Naast de scheepvaart ontwikkelden zich al
lerhande hiermee verbonden activiteiten zo
als touwslagerijen, timmerwerfjes, zeilma
kerijen en smederijen. De belangrijkste am
bachten die eind Middeleeuwen ontstonden,
waren de laken- en de aardewerkfabricage;
verder vestigden zich in Gouda vele brou
werijen:
De uitstekende waterkwaliteit - het Goudse
water was helder en zacht - schiep ook
gunstige voorwaarden voor het ontstaan van
wasserijen en blekerijen. Deze vestigden
zich vooral aan de buitenzijde van de sin
gels, waar genoeg ruimte was om het was
goed aan lange rekken te laten drogen en
bleken. Zo ontstond bijvoorbeeld de naam
Blekerssingel. De wasserijen droegen klin
kende namen, zoals Het Springende Paard,
De Blauwe Haan, De Fortuin, De Dubbele
Gieters, De Rijzende Zon, De Pelikaan, De
Witte Lelie, De Grote Zwaan en De Drie
Notenbomen.
Zijn voorsprong op andere wasserijcentra
verloor Gouda, toen het wasserijbedrijf
door technische ontwikkelingen minder af
hankelijk werd van de waterkwaliteit. In de
tweede helft van de 19e eeuw werden de
meeste wasserijen gemechaniseerd tot
stoom wasserijen. Na de Tweede Wereld
oorlog zijn ze de een na de ander gesloten.
Andere typische Goudse ambachten waren
,de lijndraaierijen, en de kaarsenfabricage,
die aanvankelijk in kleine huisbedrijfjes ge
schiedde.
Behalve een belangrijk nijverheidscentrum
was Gouda ook een marktplaats van interna-
De Drie Notenbomen aan de Kattensingel (foto uit 1963); de schoorsteen is inmiddels afgebroken; ook
het zijgebouw met de halfboogvensters zal worden gesloopt. Foto: Rijksdienst voor de
Monumentenzorg, Zeist