Boeken van het nieuwe kanaal, loopende uit de ou de gracht evenwijdig aan het Vliet, ter weerszijden van deze breede en schoone vaart kostbare bouwterreinen aangelegd, die sedert zoo goed als renteloos hebben gelegen maar in den laatsten tijd meer de aandacht beginnen te trekken. Aan de stads- zijde verrezen eenige knappe woningen en mettertijd belooft de Emmakade een der schoonste gedeelten van Leeuwarden te worden.' Het gebied ter weerszijden van het Nieuwe Kanaal is inderdaad gegroeid tot een buitengewoon boeiend gebied met een levendige structuur en verzorgde, soms rijke eclectische architectuur. Het voor het einde van de negentiende eeuw kenmerken de gebied is nog gaaf en kan een van de fraaiste in zijn soort in Nederland genoemd worden. Dertig jaar voor deze stadsuitleg vond er aan de noordoostelijke hoek van de stad een omvangrijke herstructurering plaats. Het laatste stukje van de Ee werd verenigd met de stadsgracht, waardoor het gebied van de Arendstuin bij de binnenstad werd getrok ken. Over het brede water moest voor de bewoners van Oldegalilieën in 1869 een bruggetje geslagen worden. Het was zo smal dat de Leeuwarders het 'Kiepeloop' (kippenloop) gingen noemen. De officieel geheten Verversbrug werd in 1932 vervan gen door een bredere ijzeren draaibrug, die echter Kiepeloop genoemd bleef worden. Deze aardige bakvormige brug is vorig jaar, met brughoofden en walkanten, onder han den genomen en kan in het jaar van het stadsjubileum weer in gebruik worden genomen. ITALIAANS STUCWERK In Den Haag en Leiden 1700-1800 Onder auspiciën van de Vereniging Dante Alighieri, die in het jaar 1984 het thema 'wonen' koos met de bedoeling aandacht te schenken aan de bijzondere verrichtingen van Italiaanse ambachtslieden en ontwer pers op dit gebied, verscheen deze uitgave over Italiaanse stucwerkers, geschreven door Drs. Gemke Jager en Prof. Dr. Wille- mijn Fock. Het resultaat is een boeiend verslag over de rol en de invloed van deze stucdecorateurs (in de 18de eeuw 'plakwerkers' gënoemd) op het stucwerk in Den Haag en Leiden en op het stucwerk in Nederland algemeen. Na een inleiding over de techniek van het 'stu- cen', waarin o.a. het verschil tussen hoog- en laagreliëf wordt uitgelegd, wordt in het hoofdstuk 'De opkomst van het stucwerk in Nederland' ingegaan op het feit dat er in Nederland nauwelijks een traditie bestond op het gebied van stucwerk. Door Carlo Laghi en Carlo Castoldi uitgevoerd stucplafond in het middengedeelte van de gang in het Stadhuis, Groenmarkt Den Haag, 1738/'39. Boven een gestucte koof verrijst een lichtkoepel over twee verdiepingen. De zeer beweeglijke en gebroken lijsten zijn bij uitstek representatief voor de Vlaams geïnspireerde stijl. Het ontwerp is van de Vlaming Jan Baptist Xavery uit 1735. In het laatste kwart van de 17de eeuw ko men er stucplafonds van een nieuw type, eerst vooral in het oosten van het land (zo als kasteel Amerongen, de Slangenburg, Weldam en Middachten). Het zijn plafonds in baroktrant, die elders in Europa veelvul dig voorkwamen. De decoratieve functie prevaleerde nu boven de praktische functie. (Voor deze tijd werd bepleistering over het algemeen toegepast om onregelmatigheden van het eikehout, dat voor plafondconstruc ties werd gebruikt, te verbergen). De hou ten balken gaan nu geheel schuil achter de stuclaag, al zijn er tot ver in de 18de eeuw voorbeelden aan te wijzen waar men de oude balken liet zitten en het stucwerk in een aantal grote velden daartussen aan bracht. Aanvankelijk waren er dus geen inheemse vaklieden. In Den Haag en Leiden verble ven Italiaanse stucwerkers, voor zover be kend veelal afkomstig uit het Noorditaliaan- se gebied tussen het Comomeer en het meer van Lugano. Zij zijn bekend onder namen, die hun herkomst verraden. In de eerste helft van de 18de eeuw hadden deze Italiaanse stucwerkers in Den Haag en Leiden het absolute monopolie op hun vak gebied. Rond het midden van de eeuw .ver anderde dit door de komst van de stucwerk familie van Gorkum uit Amsterdam. (Deze stad had al vanaf het begin van de 18de eeuw inheemse stucwerkers, zoals de ge broeders Huslij en de gebroeders van Log- teren) Aan het eind van de 18de eeuw vindt er vaak samenwerking plaats tussen Hollandse en Italiaanse stucwerkers. Den Haag wordt in de 18de eeuw regerings centrum: de stadhouders, regeringsfunctio narissen en stedelijke overheden laten nu nieuwe huizen bouwen of bestaande huizen verbouwen. Zij laten hun huizen opsieren met het in zwang komende stucwerk. In deze periode is de Franse interieurkunst hét voorbeeld. Na de opheffing van het edict van Nantes komen er vele Hugenoten naar óns land, van wie de bekendste Daniël Marot is. Zijn invloed op onder andere de stucdecoraties blijkt groot te zijn geweest. Met name zijn ontwerpen in strakke compo sitie en overzichtelijkheid zijn in vele hui zen terug te vinden. Zij werden meestal uitgevoerd door Italianen. In het laatste deel van het boek 'Italiaanse stucwerkers en hun stucdecoraties in het 18de eeuwse Den Haag en Leiden' wordt een aantal beroemde huizen met hun stuc decoraties besproken, verdeeld in vier peri- ode's: 1700-1735 (invloed van Marot), 1735-1750 (Vlaams geïnspireerde over-

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1985 | | pagina 30