52 Het standbeeld van Graaf Willem Lodewijk van Nassau (ós heit) voor het thans als stadhuis in gebruik zijnde Stadhouderlijke Hof. De laatste verbouwing vond plaats in 1880. gewend) het paleis verfraaien. Later volgden nog meer verbouwingen. Nadat Willem Ca- rel Hendrik Friso in 1734 met de Britse kroonprinses was getrouwd, werd er in de tuin zelfs een vleugel achter het complex gebouwd waar o.a. een balzaal en een hofka pel in kwamen. Na het vertrek van dit echt paar bleef het Hof slechts een logeeradres en bij de burgerrevolutie van 1795 werd het de Nassau's afgenomen. Koning Willem I kocht het in 1814 terug en vanaf 1880 werd dit koninklijk paleis bestemd tot ambtswo ning van de commissaris des konings. In 1971 verkocht koningin Juliana het paleis aan de gemeente Leeuwarden. Het Stadhouderlijk Hof heeft zijn zestiende en zeventiende eeuwse karaktertrekken al verloren kort nadat het koninklijk paleis was geworden (de achtervleugel was inmiddels al weer gesloopt) en dat is bij de verbouwing van 1880 nog eens dunnetjes overgedaan. Het gebouw dient zich thans aan als een enorm negentiende eeuws herenhuis. De ruimtelijke levendigheid doorbreekt de saaie strengheid nog maar net. Binnen zijn er een flink aantal boeiende ruimten te vinden. De Nassauzaal met grote familieportretten en -portretgroepen van de Nassau's tussen eiken betimmeringen heeft stellig allure, al is de inrichting eerder decoratief dan architecto nisch en daarmee typisch 19de-eeuws. De trappenhal aan de noordoostzijde van het ge bouw is royaal. Ook de gele zaal (waar thans huwelijken voltrokken worden) en blauwe zaal (voor vergaderingen) zijn charmant. De vijf vertrekken die thans tot werkkamers van de Leeuwarder wethouders dienen, hebben eveneens ieder bijzondere kwaliteiten; het zijn alle produkten van 19de-eeuwse inte rieurkunst. Alleen de overwelfde kelders herinneren nog aan het stadhouderlijk verle den van het gebouw. Dat doet ook het stand beeld van Willem Lodewijk (üs heit onze vader), dat in 1906 voor het gebouw opge richt werd. In de Grote Kerkstraat was al in 1607 naast de stal van de stadhouder een wagenhuis gebouwd. De rijschool en stallen werden 1679-'82 vernieuwd. In de jaren-1930 was dit geheel zo bouwvallig geworden, dat het aangepakt moest worden. Naar de toen gel dende maatstaven vernieuwde de gemeente architect alles behalve de natuurstenen ver rijkingen: kapitelen, sluitsteen en lijstwerk rond de ingang van de stal en een fraai ge houwen barok poortje. De openlucht manege was achter de noordelijke stadswallen en vlak bij de stallen te vinden. Het gebied maakt thans deel uit van de Prinsentuin. In het vredesjaar 1648 verzocht stadhouder Willem Frederik het stadsbestuur om een deel van de Doeledwinger, de middelste van de noordelijke stadsverdedigingsbastions, te mogen gaan gebruiken als lusttuin. Tot dat jaar waren de stadhouders vaak van huis ge weest, omdat de strijd tegen Spanje zich hoofdzakelijk in het zuiden afspeelde. Hoe wel wallen en dwingers niet voor andere dan voor krijgskundige doeleinden mochten wor den gebruikt, kon de stad niet weigeren. Het begon met een beperkt tuintje op het terre- plein van de dwinger, maar de stadhouderlij ke familie heeft de tuin vele malen verfraaid en uitgebreid. Het eerst gebeurde dat in 1652 toen Willem Frederik met Albertina Agnes ging trouwen. Een van diens gardeofficie ren, Doecke van Hemminga, had er de lei ding van. Hendrik Casimir II breidde de tuin uit met een consumptietuin met oranjerie, broeikas en hovenierswoning en liet op de punt van de dwinger een zomerhuis bouwen van waaruit over de lusttuin kon worden uitgekeken. De weduwe van diens zoon, Maria Louise, zorgde er in de jaren-1720 en '30 voor, dat haar uit Kassei meegenomen hovenier Jo- hann Hermann Knoop de Prinsentuin in ele gante patronen naar de Franse mode snoeide: berceaux, piramides, busquets en rondelen vormden groen kantwerk op enorme schaal rond een grote kruisvormige vijver met loden beelden. Na vertrek van de stadhouder in 1747 bleef de tuin verlaten, al mochten fat soenlijke lieden er na de revolutie van 1795 in gaan wandelen. Koning Willem 1 droeg de Prinsentuin (die eigenlijk nooit in bezit van de Nassau's was geweest) in 1819 aan de stad over. In twee fasen (1820 en 1842) werd de tuin naar de Engelse mode veranderd in een landschapspark met een zgn. natuurlijke aanleg, wat een grillig gevormde vijver, spontaan verlopende paden langs uitzicht punten en perken en bomengroepen die een natuurlijk groeiproces moesten suggereren, tot gevolg had. Dit gebeurde onder leiding van Lucas Pieter Roodbaard die ook de ont mantelde vestingwallen tussen 1825 en 1850 herschiep in een fraaie stadswandeling. De Prinsentuin heeft, met veranderingen op de tails, dit Roodbaard-karakter behouden. Maria Louisa van Hessen-Kassei, de wedu we van Johan Willem Friso is de laatste die in Leeuwarden hof gehouden heeft. Toen haar zoon stadhouder was geworden en ge huwd was met de Britse kroonprinses, kocht zij een huizencomplex westelijk van de stad houderlijke stallen aan de Grote Kerkstraat om het stadhouderlijke hof te kunnen verla ten. Zij liet het geheel, een laat-middel- eeuwse stins die in de zestiende eeuw aan-

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1985 | | pagina 16