Jacobijnenkerk - 700jaar rs-- 47 De orde van de Dominicanen, gesticht door Dominicus de Guzman, erkende in 1245 of ficieel de vestiging in Leeuwarden. Hierdoor wordt tevens het toen al redelijk ontwikkelde stedelijke karakter bevestigd. Immers de monniken van deze orde, ook wel Predikhe ren of Jacobijnen genoemd, richtten zich met prediking direct tot het volk, hadden geen eigendommen en waren voor hun levens onderhoud aangegeven op giften, schenkin gen en aalmoezen. Zij kozen hun vestigingen dus bij voorkeur in de grotere bevolkings centra. Dit blijkt ook uit de kloosters die omstreeks dezelfde tijd tot stand kwamen in Utrecht, Maastricht, Zierikzee, Zutphen, Haarlem, Den Bosch, Nijmegen en Gro ningen. VESTIGING OP DE TERP Evenals vele andere vestigingen van de in 1215 gestichte orde is die in Leeuwarden ook aan de toenmalige rand van de stad gesitu eerd. Hier vertegenwoordigde de grond nog geen hoog economisch belang en was mede daarom gemakkelijk te verwerven, boven dien waren hier de uitbreidingsmogelijkhe den het grootst. Een aspect van belang omdat de orde zeer snel groeide. Zestig jaar na de stichtingsdatum van de orde bestonden er al meer dan 400 vestigingen, verspreid over Europa. In Leeuwarden kon den de Jacobijnen - zij ontlenen deze naam aan de patroon en naam van hun vestiging in Parijs St. Jacobus - zich op een stuk grond net buiten de noordoostelijke rand van de terp Nijehove vestigen. Dit stuk grond was door een laagsgewijze ophoging bij deze terp gaan behoren. De monniken kregen hier een ruim bemeten perceel grond van de invloed rijke familie Cammingha. Leden van deze familie zouden door de Kruisvaartprediking in contact met de orde gekomen zijn en hen reeds aan het einde van de jaren twintig in de 13de eeuw naar Leeuwarden hebben ge bracht. DE BOUW VAN HET KLOOSTERCOMPLEX Het zou zeker 30 jaar na de officiële erken ning van de vestiging door de orde in 1245 duren voordat met de bouw van het klooster- R. Terpstra is medewerker van het bureau monu mentenzorg in de provincie Friesland. Voor de tekst van dit artikel werd in belangrijke mate gebruik gemaakt van het fotoboek 'De Jacobijnerkerk te Leeuwarden' (R. Terpstra, uitg. De Tille Leeuwar den, 1978) en het niet gepubliceerde artikel 'De Bouwgeschiedenis van de Grote- of Jacobijnerkerk en het voormalige Jacobijnenklooster te Leeuwar den'(R. Janse en R. Terpstra, 1978). DOOR RIENK TERPSTRA* complex een aanvang kon worden gemaakt. Het klooster werd gesitueerd op eèn terrein dat omsloten is door de huidige Nieuwburen, Schoenmakersperk, Jacobijnerkerkhof en de beide zijden van de Monikkenmuurstraat. Het complex bestond uit een kerk, klooster, kerkhof, boomgaarden en moestuinen en la ter nog een ziekenhuis. Van dit ziekenhuis maakte ook de stad in tijd van nood gebruik, bijvoorbeeld wanneer het aantal stadspestka- mers ten noorden van het klooster ontoerei kend was. In de eerste helft van de 13de eeuw bezaten de bouwwerken van de orde geen uiterlijke herkenbaarheid. De Constitutiones van 1228 schreven slechts een eenvoudige architectuur voor, waarin volop ruimte aanwezig moest zijn voor de leken en de koor- en altaar dienst. Een kooromgang, een dwarspand en een to ren tegen de westgevel werden niet toegepast en hierdoor ontstonden vooral kerkgebou wen met een zaal- of hallevorm, met één overwelfd koor. Waarschijnlijk hebben bij de bouw de nieu we kloosterkerk in Leeuwarden, de hoofd kerk St. Romain (1230) in Toulouse, de St. Jacobus (1250) in Parijs en de tien jaar later gerealiseerde Dominicanerkerk te Aken als voorbeeld gediend voor het toepassen van tweebeukige hallenkerken. In deze kerken waren de beuken gelijk van afmetingen en bezaten een gemeenschappelijk koor. bIAX aexeji axIlieise/M Plattegrond van de kerk uit 1972. De oorspronkelijke 2 beuken, hier het schip en de noordbeuk, worden gescheiden door een zuilenrij. De zuidbeuk werd in de 15de eeuw uitgebreid met drie kapellen, waaraan in 1500 een vierde werd toegevoegd, toen de westgevel van de kerk met één travee werd verlengd. Jacobijnerkerk 700 jaar

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1985 | | pagina 11