Monumentaal
bejaardenhuis domein
van woongroepen
npsr.>
20
DOOR JAAP KAMERLING
VHMfSfê&A
De stichtster bepaalde zelf in welke stijlen de verschillende zalen ontworpen moesten worden. De eet-,
conversatie- en leeszalen werden neo-'Louis-XVI'. Hierin is thans de artotheek gevestigd.
Foto: T.J. Krijgsman, Amsterdam.
mogelijke inbreng van de eigenaar wordt met
geen woord gesproken, laat staan dat hem
een leidraad wórdt geboden bij het herstel en
de exploitatieproblemen van 'zijn' gebouw.
Alleen de overheid komt aan het woord. Te
recht is de Vereniging van Beheerders van
Monumentale Kerkgebouwen in Nederland
van plan om bij andere gemeenten aan te
dringen het voorbeeld van de hofstad over te
nemen. De Haagse nota is mede gebaseerd
op het onderzoek naar beheersmogelijkheden
bij kerken, dat in 1983 door deze vereniging
met haar lange naam werd uitgebracht.**
Tot slot mag nog een derde punt van lof de
gemeente 's-Gravenhage toegezwaaid wor
den: er wordt niet in het minst gediscrimi
neerd tussen de zgn. 'echte monumenten'
van vóór 1800 en de kerken van latere da
tum. Voor de liefhebber wellicht het intrap
pen van een open deur, maar de praktijk leert
dat juist beleidsmakers, bestuurders etc. be
paald niet onder de indruk zijn van de archi
tectuur- en kunsthistorische betekenis van
deze categorie monumenten. Ook in dit op
zicht heeft Den Haag een mis(ver)stand uit
de weg geruimd. Ongewild heeft men
zelfs met de krachtig geformuleerde be
schrijvingen in het rapport een extra kans
gecreëerd voor de verbetering van de onder-
houdspositie van de 17 niet-beschermde ker
ken (alle van na 1800): met het architectuur
historische argument in de ene en de onder
houdsregeling in de andere hand kan de eige
naar bij het rijk een verzoek indienen tot
plaatsing van 'zijn' kerk op de monumenten
lijst. Uiteindelijk betekent dat vooralsnog
een extra bedrag van maximaal 3000,- per
jaar voor onderhoud. Met dit alles wil niet
gezegd zijn dat alle 17 architectonisch waar
devolle kerkgebouwen in Den Haag voor de
landelijke lijst in aanmerking komen. Wil
deze echter een staalkaart blijven geven van
het Nederlandse onroerende erfgoed, dan
mag daar zeker niet de wat meer traditioneel
getinte baksteenarchitectuur uit de jaren '30
van bijv. A.J. Kropholler (St.-Paschalis van
Baylon) of de monumentale interieurkunst
van A.H.J. Molkenboer (St. Antonius-Abt)
bij ontbreken. Per slot van rekening heeft de
20ste eeuw méér dan allen avant-garde-ar-
chitectuur voortgebracht.
Zowel Heemschut als het Cuypers Genoot
schap en de Vereniging van Beheerders van
Monumentale Kerkgebouwen in Nederland
hebben bij het college van B&W en de raad
van de gemeente 's-Gravenhage hun instem
ming met de nota betuigd en de hoop uitge
sproken dat deze daadwerkelijk gerealiseerd
zal worden. Een en ander sluit nauw aan bij
de themadag rond de betreffende problema
tiek, die deze particuliere monumentenzor-
gers komend jaar hopen te organiseren.
Bernadette van Hellenberg Hubar
'Monumentale kerken in Den Haag, de problema
tiek van de architectuur-historisch waardevolle kerk
gebouwen', Den Haag, VOM-reeks 1984 nr 3.
N.J.P. Ferwerda en P. Verburg, Beheer en ge
bruik van monumentale kerkgebouwen, Amsterdam,
1983.
Begin vorig jaar verhuisden drie woongroe
pen en zes daklozen van Huisvesting voor
Onbehuisden naar het voormalige bejaarden
huis Elizabeth Otter-Knoll aan het Amster
damse Eikenplein. Eind 1982 waren de vroe
gere bewoonsters van dit fraaie monumenta
le pand vertrokken naar een nieuwe behui
zing van de Otter-Knoll Stichting in Amstel
veen.
De gemeente Amsterdam, die de nieuw-
bouwplannen van de stichting kende, was er
al in 1978 bij om plannen te gaan maken
voor eventueel hergebruik van dit karakteris
tieke, degelijke gebouw*). Er was in de Oos-
terparkbuurt, waar het gebouw staat, immers
een enorme behoefte aan goedkope woon
eenheden voor jongeren, dus werd er een
haalbaarheidsonderzoek ingesteld ten behoe
ve van een verbouwing van het pand voor
jongerenhuisvesting. Daaruit bleek, dat met
betrekkelijk geringe ingrepen in de bestaan
de structuur van dit waardevolle gebouw,
hergebruik door jongeren tegen een redelijke
huur mogelijk was. Aantasting van interieur
en exterieur zou daarbij tot een minimum
beperkt kunnen worden. De verbouwing was
al begonnen toen in juli 1983 het uit 1912
daterende gebouw op de gemeentelijke mo
numentenlijst werd geplaatst. Dit impliceert
echter zeker geen mummificatie, de gemeen
te ziet een gebouw als dit primair als ge
bruiksvoorwerp. De subsidie-mogelijkheden
die uit zo'n plaatsing voortvloeien zijn overi
gens niet veel meer dan symbolisch. (Er
wordt gedacht aan zo'n 5000 gulden per
pand.)
'DAMES'
Johanna Elizabeth Sophia Knoll aan wie het
gebouw zijn naam ontleent, was de rijke
weduwe van een gefortuneerd Amsterdams
reder, Adolph Fortgens Otter. Ze had geen
kinderen en wilde haar vermogen gebruiken
om wel te doen. Ze wilde 'fatsoenlijke da
mes die onvermogend en zonder eigen
schuld niet in staat zijn in haar eigen onder
houd te voorzien, een prettig onderkomen
verschaffen voor de oude dag'
Mevrouw Knoll zag met leedwezen hoe deze
dames uit de betere kringen op hun oude dag
vaak gebrek leden, terwijl voor de 'mindere
stand' hofjes gebouwd werden. Ze besloot
daar iets aan te doen en maakte een stichting
voor Dames uit de deftige stand tot haar
Begin 1981 richtte Heemschut een gedocumen
teerd verzoek aan het gemeentebestuur om dit unieke
gebouw op de gemeentelijke monumentenlijst te
plaatsen (zie Heemschut, maartnr. 1981p. 57).