36
Hoek St. Antoniesbreestraat-Nieuwe Hoogstraat, Amsterdam. Nieuwbouw met eigentijdse vormgeving
en materiaal, ontworpen met de bedoeling - perceelsgewijze aanpak - zich te voegen in de intimiteit van
een typisch binnenstadsstraatje. Bureau Monumentenzorg, Amsterdam, foto John Schuhmacher
en komfort, we mogen de huizen van onze
voorouders niet idealiseren. Toch is aanpas
sing van de oude ruimten in veel gevallen
heel wel mogelijk. Dus toch weer iets eigen
tijds, maar zonder het oude te vernietigen.
Overigens: als ter wille van het gebruik het
interieur volledig anders moet worden, dan
nog moet zorgvuldig overwogen worden of
de historische gevel niet behouden kan wor
den ter wille van zijn omgeving, maar wel
zoveel mogelijk korresponderend met het in
terieur. Met deze gedachte zijn helaas nogal
wat architekten het niet eens
Wat is erop tegen, panden volledig te her
bouwen, als ze versleten of zelfs verdwenen
zijn, maar de ruimte beschikbaar komt, als
we over voldoende gegevens de beschikking
hebben voor rekonstruktie? Is het een schan
de, zonder geschiedvervalsing te rekonstrue-
ren? Het lijkt er wel op, zie de vervanging
van een versleten Singelpand in Amstrerdam
door een modern gebouw (ir. A. Cahen is er
dan nog redelijk in geslaagd). Waarom is de
kostbare reconstruktie van het voormalige
pand van Vettewinkel aan genoemde Prins-
Hendrikkade uitgevoerd met een zogenaamd
moderne gevel met erkers, terwijl de oude
gevels net zo goed gebouwd hadden kunnen
worden, met als resultaat een veel fraaier
huizenrij?
Is het genieten van 'imitaties' illegitiem, een
verachtelijke bewondering van kitsch? Moe-
Nieuwe bebouwing met baksteen-bekleding (rechts vooraan) naast het geheel uit natuursteen
opgetrokken De Pintohuis. Is getracht door het gebruik van baksteen aansluiting bij deze historische
bebouwing te vinden?
Men kan zich afvragen waarom voor baksteen werd gekozen; zou niet juist hier het gebruik van beton
(het 'natuursteen van de 20ste eeuw') een logischer oplossing zijn geweest?
Bureau Monumentenzorg, Amsterdam, foto Han van Gooi
ten al diegenen die zorgvuldig hun huizen en
huisjes in oude staat terugbrengen (ik bedoel
niet het zogenaamd oud maken) afgedaan
worden als nostalgische stakkers? Hebben
die gebruikers en de toeristen ongelijk? Zijn
de gigantische Bijlmerflats een groter sukses
dan de zogeheten gezellige kitsch van Al-
mere-Haven?
De centrale vraag is of de nieuwe architek-
tuur zoveel beter is dan wat er stond. Het
interieur zal vaak komfortabeler zijn, daar
gelaten de vaak slechte afwerking door het
ontbreken van vakmanschap. Het individue
le huis wordt meestal vervangen door het
rijenhuis zonder veel afwisseling. Is de her
bouw van de vernietigde Amsterdamse
Nieuwmarktbuurt (Aldo van Eyck c.s.) boei
ender dan wat er vroeger stond? Is de univer
siteitsbibliotheek aan het Singel fraaier dan
de kerk op die plaats? De vroegere resultaten
van de talloze stadssaneringen in Nederland
stemmen ook al niet bijzonder opgewekt.
Heeft men in Warszawa ten onrechte de oude
binnenstad minutieus herbouwd en had men
niet beter al die energie kunnen stoppen in
flatgebouwen zoals ze elders op massale
schaal zijn gebouwd?
Helaas spelen de projektontwikkelaars en
grote ondernemingen vaak ook een sinister
spel, met als resultaat opzettelijke verwaar
lozing en ruïnering (de historische panden
van Wolters-Noordhoff in Groningen), ho
ger bouwen dan verantwoord zou zijn ge
weest, opkoop en sloop van historische pan
den (C A in Amersfoort indertijd). Ter
wille van de financiën hebben we ze echter
nodig en buigen welstandskommissies en
burgemeesters en wethouders het hoofd, als
ze al historisch besef hebben.
Wat moeten we aan met een opmerking van
de Rotterdamse wethouder Laan over 'De
Ponskaart', het ontwerp voor een 125 m ho
ge woontoren aan het Weena: het verdient
zeker geen schoonheidsprijs, maar het plan
is verantwoord. Het gebouw moet er toch
maar komen (AD 1 juli 1984). M.a.w.
het gebouw blijkt lelijk, dus kan het niet
verantwoord zijn, zou een leek zeggen.
Dat betreft dan nog een stad die weinig histo
risch meer over heeft. Voorzover het wel een
historische omgeving betreft, heb ik de nei
ging te zeggen: blijf er met je moderne fik
ken af! Het Haarlemse voorbeeld van Röling
voldoet alleen aan de kleinschaligheid, maar
de huizen lijken eerder op moderne magazij
nen, onaantrekkelijk om naar te kijken.
Tot slot verwijs ik naar een van de verhalen
van F. B. Hotz (Verkalking, in de bundel
Dood weermiddel): een oude kunsthistori
cus, verzot op ekspressionistische baksteen-
bouw, krijgt bezoek van een jongere man die
zijn opvattingen totaal uit de tijd vindt. Het
bezoek eindigt in wederzijds onbegrip. - Zo
moet het niet. We moeten blijven diskussië-
ren, aan de hand van konkrete voorbeelden.
Het zal een diskussie zonder eind zijn, maar
we moeten haar eerlijk voeren, vóór we het
oude slopen.
drs. H. J. Mijjer te Groningen, historicus en
neerlandicus, leraar, lid provinciale com
missie van de Bond Heemschut.