34 ming omdat geen nieuwe waarde wordt toe gevoegd, maar de bestaande kwaliteiten worden geïmiteerd. Tweedehands-tweede- rangs bouwen noemt Röling dat. Met hem bepleit ik een benadering waarbij de ver schijningsvorm van de oude kern niet als statisch wordt beschouwd, maar in de tijd langzaam veranderend, zoals het in feite al tijd is gegaan. UITZONDERING Een bijzonder objekt dankt zijn specifiteiten voor een belangrijk deel aan het 'gewone' van de omringende dingen, zoals mooi be staat bij de gratie van het lelijke. Kenmerkend voor de meeste historische ker nen is een zeker evenwicht tussen bijzonder en gewoon op elk schaalnivo (van stede bouwkundig element tot bouwkundig detail). Samenhang en harmonie overheersen in het algemeen het totaalbeeld, waarbij bijzondere elementen als bijvoorbeeld een plein, gracht, kerk of waag aan een kern of straat een specifieke herkenbaarheid verlenen. Door een te veel aan afwijkingen boeten deze niet alleen in aan herkenningswaarde, maar wordt ook de karakteristieke samenhang be dreigd. Plaats en aard van nieuwe beeldbepalers be hoeven daarom een zorgvuldige afweging. De vanzelfsprekendheid van een dergelijke invoeging wordt mede bepaald door de mate waarin de situatie en funktie een zekere op vallendheid van het gebouw toelaat. Een openbare funktie op een specifieke plaats vraagt als het ware om een sprekend gebouw in tegenstelling wellicht tot een 'alledaagse' funktie in een 'gewone' straat. Dit hoeft be paald niet te betekenen dat in de laatste situa tie geen ruimte zou zijn voor eigentijdse ar chitectuur. Het samenbindend kader geeft hier echter andere randvoorwaarden. Verschillende invullingen in historische straatwanden uit de Amsterdamse Schoolpe riode laten bijvoorbeeld zien dat dit kader de architektonische vrijheid geenszins hoeft te belemmeren. Voorbeeld van samengaan van oud en nieuw: ondanks de autonomie van de nieuwe bebouwing wordt de aandacht niet van de Zuiderkerk afgeleid. Men kan zich afvragen of de contouren van de kerktoren juist niet worden versterkt door de toegepaste geleding in modern materiaal. Bureau Monumentenzorg, Amsterdam, foto Han van Gooi WAARDERING Uit onderzoek van onder meer H. Ganze boom* blijkt dat bij de Nederlander een gro te waardering bestaat voor monumentale ge bouwen en beschermde stads- en dorpsge zichten. De oude bouwkunst skoort in verge lijking met andere kuituuruitingen hoog en bij een breed publiek. Opvallend in Ganze- booms konklusie is het feit dat de waardering voor de bebouwing groeit naarmate deze ou der en meer ambachtelijk is. Jonge monu menten die toch al enkele generaties bestaan, vinden slechts in veel kleinere kring waarde ring. Het hoeft dus geen verwondering te wekken dat hedendaagse 'moderne' bouw niet dadelijk brede publieke bijval ontmoet. In onze welstandspraktijk wordt dit beeld bevestigd. Op voorlichtingsbijeenkomsten en in diskussies met niet-vakgenoten blijkt het makkelijker uit te leggen waarom een bepaald bouwplan niet zou passen, dan om algemene instemming te verwerven voor een positief beoordeelde moderne inpassing. KWALITEIT Hoewel kwaliteit een weinig konkreet begrip is, vormt het naar mijn idee niettemin een overwegende faktor met betrekking tot de vanzelfsprekendheid waarmee een gebouw wordt ervaren. Een gebouw is eigenlijk pas goed te noemen als in alle opzichten, van lay-out tot en met detaillering, sprake is van een hoge kwaliteit. In dat geval straalt het resultaat een zodanige vanzelfsprekendheid uit dat het bij wijze van spreken bijna overal zou kunnen staan. Helaas veroorzaakt een geringe verstoring van die kwaliteit voor veel beschouwers al snel een daling in hun waardering. Zo be zocht ik eens tijdens een ekskursie het prach tige kerkje van het echtpaar Siren bij Helsin ki. Bij meerderen werd hun indruk negatief gekleurd door lekwatersporen op een in het oog springende binnenmuur. Wellicht is het ook zo dat veel 'moderne' architektuur kwetsbaarder is in dit verband dan de meer traditionele bouwkunst. Dit wordt bijvoor beeld geadstrueerd bij een gelijktijdig be zoek aan de Kiefhoek en tuindorp Vreewijk in Rotterdam. De waardering voor de woningen aan de Pieterstraat lijkt mij negatief beïnvloed te kunnen worden door de toegepaste materia len. Waarschijnlijk minder vanwege de kleurstelling als zodanig maar eerder omdat bijvoorbeeld onbehandelde beton(steen) al gauw wat naargeestig kan overkomen. Gelukkig echter heeft Röling zijn ontwerp met steun van de buurt kunnen realiseren. Want het woningbouwcomplex betekent door de kwaliteit en overtuigingskracht een konkreet geworden pleidooi voor eigentijds bouwen in een historische kern. ir. P. W. Havik, direkteur van de Stichting Provinciale Groningse Welstandszorg Beleving van monumenten, Harry Ganzeboom CRM 1982

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1985 | | pagina 20