Nieuwbouw in oude kernen vaak kontroversiee 33 De tien woningen aan de Pietersstraat in Haarlem van architekt Wiek Röling bezitten kwaliteit. Niet alleen is een knappe oplossing gevonden voor de realisering van het pro gramma binnen bepaald niet eenvoudige randvoorwaardenhet plan toont bovendien dat de 20ste-eeuwse architektuur zich over tuigend kan voegen in een historische bin nenstad. Röling houdt ook een betoog waar in hij een dergelijke benadering bepleit en waarmee hij tevens zijn ontwerp voor de Pietersstraat verklaart. Zijn plan ontmoet in de vakwereld algemeen waardering en naar ik hoop ook daarbuiten, hoewel ik vrees dat deze hoop voor een deel ijdel zal zijn. Ik denk dat er verschillende redenen zijn die deze scepsis rechtvaardi gen. De bril waarmee men de gebouwde omgeving beziet, speelt daarbij een belang rijke rol. ABSTRAKTIENIVO Een nog maagdelijk terrein van een uitbrei dingswijk lijkt op het eerste gezicht meer mogelijkheden te bieden voor zogenaamde eigentijdse architektuur dan een historische stadskern. Uitgaande van de premisse dat een ontwerp in een bepaalde omgeving pas overtuigt, als het daarmee op een of andere wijze een relatie heeft, meen ik dat ook een historische kern voor 20ste-eeuwse architek tuur voldoende mogelijkheden biedt. Wellicht minder dan het geduide uitbrei dingsplan maar anderzijds levert een reeds tijden bebouwde situatie een hoeveelheid randvoorwaarden op die evenzovele prikkels voor een ontwerper kunnen betekenen. Een bestaande historische karakteristiek waarvan de handhaving en versterking uitgangspunt van het gemeentelijk beleid is, hoeft in die zin dan ook geen belemmering te zijn maar kan juist een stimulans vormen. De histori sche kontekst levert het samenbindend kader waarin ook nieuwe ontwikkelingen hun plaats moeten kunnen vinden. Ongetwijfeld is deze opgave nu moeilijker dan in vorige eeuwen. Veranderingen in ar- chitektuurstijlen en bouwtechnieken vonden toen slechts langzaam plaats; de ambachte lijkheid bleef een belangrijke gemeenschap pelijke nöemer. De huidige situatie is bepaald anders. In ar chitektuur en ook stedebouw wisselen de modes elkaar snel op en de verscheidenheid aan bouwmaterialen en bouwtechnieken is onvergelijkbaar met die van vroeger. Op dit moment vormt de bestaande historische om geving derhalve meer expliciet een rand voorwaarde dan vroeger, toen de gebouwen als het ware bijna automatisch veel met el kaar gemeen hadden. De interpretatie van de omgeving speelt Aanpassing aan bestaande gevels, o.m. door toepassing van baksteen. Garandeert dit een betere oplossing dan het gebruik van moderne materialen? (vergelijk de oplossing bij de Zuiderkerk, p.3'4). De poging de oude gevelwand 'organisch' voort te zetten is met name door de vormgeving van de attiek van de nieuwe bebouwing niet gelukt. De topgevels van de twee individuele oudere huizen doorbreken deze nu juist. Bureau Monumentenzorg, Amsterdam, foto Han van Gooi daardoor nu een belangrijke rol in de benade ring van de ontwerpopgave. De wijze waar op men uitdrukking weet te geven aan het wezenlijke van de plaatselijke omstandighe den zal voor een groot deel de vanzelfspre kendheid van een nieuw gebouw in een his torische kontekst bepalen. Wanneer de inter pretatie een hoog abstraktienivo heeft zal voor velen de herkenning moeilijk zijn. Im mers, hoe minder letterlijk herkenbaar, des te groter abstraktievermogen wordt van de beschouwer verlangd om het bouwwerk in zijn omgeving te kunnen waarderen. Het ligt voor de hand dat een meer abstrakte, intel- lektualistische benadering de vakwereld ster ker zal aanspreken dan de gemiddelde burger. De argeloze bezoeker zal snel geneigd zijn om een onverwacht bouwwerk als niet pas send te kwalificeren omdat er voor hem wel licht te weinig letterlijke verwijzingen naar de oude omgeving in herkend worden. HIËRARCHIE Bovendien is een gebouwde omgeving niet eenduidig benoembaar. Bij de interpretatie ervan vormt de hiërarchie in de aspekten die het totaalbeeld uitmaken een belangrijke fak- tor. In het ene geval is het straatprofiel sterk bepalend in het andere zijn vorm en kleur overheersend. In principe kunnen verschillende aspekten, die tezamen de karakteristiek van een gebied uitmaken in wisselende volgorde bepalend zijn. Ik noem hier het stedebouwkundig pa troon en de ruimtelijke opbouw van een ne derzetting, de afzonderlijke gebouwen in hun (situatieve) samenhang, de bouwmas sa's, de maat en schaal van de bebouwing, het materiaal- en kleurgebruik enzovoorts. In een gesloten grachtenwand is de straatgevel voor de wandelaar het enige dat hij waar neemt. In een Drents esdorp wordt hij meestal met de totale bouwmassa gekonfronteerd omdat daar de boerderijen van oudsher als autono me objekten in de 'vrije' ruimte staan. Waar een gesloten straatwand en een betrek kelijk smal straatprofiel de karakteristiek in belangrijke mate bepalen zal men op de plaats waar vroeger zes afzonderlijke wonin gen stonden, bijvoorbeeld heel goed dezelf de straatlengte kunnen bebouwen met één woonblok. Want ook op andere wijze, zoals Röling laat zien, kan men via een glijdende schaal een synonieme geleding aanbrengen. De architektuur van de woningen kan daarbij nogal verschillen van die van de nog be staande oude woningen, toch wordt op het hiërarchisch meest sprekende nivo heel sterk gereageerd. Aanpassing is altijd gradueel. Een enkelvou dige interpretatie van handhaving van karak ter leidt al gauw tot halfbakken nabouwen met als resultaat slappe aftreksels van de oorspronkelijke voorbeelden. Het stads/ dorpsbeeld ondergaat hierdoor een verar-

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1985 | | pagina 19