Vlissingen en het Van Disnoeckhuis Nieuwe overlevingskans De recente uitspraak van de Kroon (zie ons laatste nummer van het vorige jaar, p. 240), waardoor de sloopvergunning voor het Van Dishoeckhuis aan de Vlissingse Houtkade voor een jaar wordt opgeschort, erkent het uitzonderlijke monumentbelang van dit gebouw. Hierdoor kunnen de thans bestaande plan nen om het gebouw te verplaatsen en te res taureren - waarover Minister Brinkman met het gemeentebestuur in overleg is - een reële kans krijgen, hoewel de termijn van één jaar waarbinnen die hun beslag moeten krijgen wel erg kort is. Al bijna 20 jaar staat dit belangrijke Neder landse voorbeeld van barokarchitectuur, be roofd van zijn oorspronkelijke entourage en opgeslokt door de werf De Schelde, te ver kommeren. De trouwe lezer van ons blad herinnert zich ongetwijfeld de verschillende acties voor be houd, waarbij ook Heemschut actief was. Toen het gebouw zijn (laatste) functie van stadhuis verloor in 1965, was er temidden van de scheepsbouwbedrijvigheid geen nieu we bestemming voor te vinden en bij de ver schillende reddingsplannen werd dan ook meestal aan verplaatsing gedacht. Ook nu is dat het geval: de toekomstige locatie zou de Vissershaven (die zelf momenteel gerestau reerd wordt), worden, een waardige opvolger van de Houtkade, ten tijde van de bouw van het Van Dishoeckhuis de voornaamste haven van de stad. Het Vlissingse bedrijf Oceanwide Nautical Services, dat in de toekomst een belangrijke uitbreiding van zijn activiteiten verwacht, wil het gebouw kopen, in eerste instantie sober restaureren en in een later stadium verder in oorspronkelijke staat herstellen. Dit particuliere initiatief betekent, dat de overheid geen jaarlijkse exploitatielasten meer zal hebben, zoals bij vorige plannen waarbij de gemeente eigenaar bleef. Verschillende kamerleden hebben zich in middels het lot van het Van Dishoeckhuis aangetrokken en de Minister dringend ver zocht er 'iets voor over te hebben'. Het feit dat er zich door dit particulier initia tief nu een reële mogelijkheid tot behoud voordoet, waarbij de overheid zich boven dien geen zorgen behoeft te maken over toe komstige lasten, dient gehonoreerd te wor den, want het is wel de allerlaatste kans. Het Van Dishoeckhuis, een van de monumentaal- ste huizen van ons land, verdient het om koste wat het wil behouden te blijven, een mening die ieder die het hiernaast staande artikel van drs. Herma van den Berg gelezen heeft, zal onderschrijven. De glorie van het laat 17de-eeuwse Paleis Het Loo is herleefd en de bezoekers stromen toe. Hier was het Willem III van Oranje, die de macht van wat later Nederland zou gaan heten tot uitdrukking wilde brengen, nu hij ook nog Koning van Engeland was. In zijn directe omgeving was een aantal men sen als Van Nassau Odijk, Van Keppel, Van Reede en Baer van Slangenburg, die met een slot als Het Loo wilde concurreren en voor de eeuw ten einde was bouwden zij op het- land buitens als De Voorst, Middachten, Amerongen, Zeist en de Slangenburg bij Doetichem.Zoveel pracht en praal vroeg om navolging en na alle barre jaren van oorlogen maakte de conjunctuur het mogelijk, dat ook burgers in de steden zich paleisachtige wo ningen konden permitteren. De vraag naa modieuze luxe werd bovendien beantwoord door het toestromen van talrijke kunsthand werkers, wie het leven in Frankrijk onmoge lijk was gemaakt, omdat zij tot een protes tante kerk wilden behoren. Zij brachten de smaak uit Frankrijk mede, zoals die heerste aan het Hof van Lodewijk XIV. Weliswaar was hij als Koning gehaat, maar de verfij ning van de decoratiekunst uit zijn omge ving, die dan ook later naar hem genoemd zou worden, brachten de vluchtelingen me de. De Koning-Stadhouder maakte gaarne gebruik van hun kunnen en daarom volgden ook zijn omgeving en de burgers in de steden deze smaak. Tapijtwerkers, zilversmeden, graveurs, tekenaars, houtbewerkers en archi tecten, zij waren er opeens in overvloed en gaven nieuwe kleur en vorm aan de inte rieurs in Nederland. De vraag werd zo groot, dat ook Zuid-Nederlanders naar het Noorden kwamen, waar de techniek van het bouwen in baksteen tot in de finesses beheerst werd. In Den Haag wensten de leden van de Staten Plattegrond van het huis van Dishoeck te Vlissingen, opm. en tekening W. J. Berghuis, 1956 zich een representatief huis en in de andere steden konden degenen die 'op het kussen' zaten of anderszins welgesteld waren niet achterblijven. Zo ontstonden in de diverse provinciale hoofdsteden de patriciërswonin gen en ook dé havensteden als Rotterdam, Hoorn, Enkhuizen en Vlissingen kregen in de eerste helft van de 18de eeuw langs de grachten, kaden en havens steeds meer bre de, liefst natuurstenen, gevels, versierd met gebeeldhouwde wapens, ornamenten en toespelingen op de bron van welvaart van de bewoner of op zijn liefhebberijen of gewen ste deugden. In Den Haag staan deze stadspaleizen langs het Voorhout en de Vijverberg. In Leiden zien we ze langs het Rapenburg. Die langs de Rotterdamse Boompjes zijn in 1940 ver woest. In Delft staan ze langs de Oude Delft en Korenmarkt, later merendeels in gebruik voor de Hogeschool en andere openbare in stellingen. Middelburg had zijn Van de Brandehuis door dezelfde architect gebouwd als het Van Dishoeckhuis en diverse andere rijk versierde huizen. In Vlissingen, sedert 1581 in eigendom aan de Oranjes gekomen, stonden ze aan de Houtkade. Maar de 'de Werf groeide en groeide en de Houtkade werd werfterrein. Het Beeldenhuis van de familie Westerwijk werd in 1930 al gedemonteerd, waarna de gevel werd overgebracht naar de Hendrik straat. Het Van Dishoeckhuis leek daarvoor niet geschikt, daar het geheel van baksteen is gebouwd, maar er blijkt nu toch een methode te zijn om ook bakstenen gevels te verplaat sen. In het klein is hiervan reeds gebruik gemaakt bij het overplaatsen van boerderijen en woningen naar het Openluchtmuseum te Enkhuizen en ook in het buitenland zijn reeds gehele gebouwen verrold of vervoerd. DE FAMILIE VAN DISHOECK EN HUN STADSPALEIS Ewout Van Dishoeck, Heer van Domburg, had in Indië carrière gemaakt en kwam in 1717 als Directeur van Bengalen terug in het Vaderland met een welvoorziene beurs. Ginds had hij Johan van Westerwijk afkom stig uit Goes, geholpen. In het Vaderland teruggekeerd, liet de laatste aan de Houtka de, waar iets later de zoon van zijn weldoe ner zich ook een stadspaleis zou laten bou wen, een huis bouwen met een natuurstenen gevel met grote beelden versierd. Als archi tect had Van Westerwijk reeds de Antwerpse Jan Pieter van Baurscheit in de arm geno men, die het atelier van zijn vader, een be kend beeldhouwer, had overgenomen en zich meer en meer op de architectuur ging toeleggen. Vader Van Baurscheit was al be-

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1985 | | pagina 6