Cultuur politiek
Jaargang 62, no. 1 - januari 1985
Heemschut verschijnt 9x per jaar
Tijdschrift van de Bond Heemschut
opgericht in 1911
Beschermvrouwe:
H.M. Koningin Beatrix
In dit nummer o.a.:
Laatste overlevingskansen voor Van
Dishoeckhuis.
Verwolde; kleur op een oud gebouw.
Opmerkelijke restauratie van Het
Woord in Dantumawoude.
Visies over restaureren.
Foto omslag:
Gietijzeren trap van Enthoven uit 1846 in het
gebouw van Kunsten en Wetenschappen te
Utrecht (foto Han van Gooi).
Zie recensie: 'Gietijzer in Nederland' van
Meindert Stokroos, elders in dit blad.
Redactie:
Drs. J. H. Bierenbroodspot-Rudolph
J. Roelfs Sr.
Redactiesecretaris:
Mevr. P. A. Hengeveld-Brand
Medewerkenden:
J. Th. Balk, Amsterdam
Drs. P. Karstkarel, Leeuwarden
D. van der Meulen, Assen
R. Lureman, Doetinchem
Drs. W. J. Pantus, Nijmegen
J. E. van der Wielen, 's-Gravenhage
Drs. H. S. Korthals Altes - Rudolph,
Amsterdam
Drs. B.C.M. barones van Hövell tot
Westerflier- van Hellenberg Hubar,
Ohé en Laak.
Correspondentie voor de redactie aan:
Secretariaat Bond Heemschut,
Nieuwezijds Kolk 28,
1012 PV Amsterdam
tel. 020-22 52 92
of 020 - 23 09 94 (ledenadministratie)
postgiro 124326
Lidmaatschap 45,- per jaar
Reductie voor 65 en 30"
Correspondentie voor advertenties:
Bosch Keuning
Postbus 13740 AA Baarn
tel. 02154- 1 82 41
gironummer 4988
Vormgeving Druk
Bosch Keuning, Baarn
Minister Brinkman van WVC heeft tot grote
teleurstelling van de direct betrokkenen voor
Rotterdam gekozen als vestigingsplaats voor
het nieuw te stichten architectuurmuseum.
Naast een aantal museale taken (collectievor
ming en conservering van archieven die be
trekking hebben op de ontwikkeling van de
Nederlandse architectuur, presentatie van die
collectie, overdracht van kennis) moet dit
instituut een platform worden voor discus
sies over architectuur, stedebouw, land
schappelijke vormgeving, ruimtelijke orde
ning, enz.
Het is de bedoeling dat in dit 'Nederlands
Instituut voor Architectuur en Stedebouw',
zoals deze Rijksinstelling officieel zal gaan
heten, drie bestaande Amsterdamse instellin
gen (Het Nederlands Documentatiecentrum
voor de Bouwkunst, de Stichting Wonen en
de Stichting Architectuurmuseum) zullen op
gaan. Alle drie geven er echter verre de
voorkeur aan in de hoofdstad te blijven en
hebben daarmee tot nu toe bij het ontwikke
len van de plannen voor hun toekomstige
activiteiten rekening gehouden.
Amsterdam is ook eigenlijk wel de beste
plaats voor het nieuwe instituut, geeft de
bewindsman toe, maar uit overwegingen van
cultuurpolitieke aard heeft hij anders beslist:
Amsterdam krijgt momenteel 9 maal zo veel
voor cultuur van het Rijk als Rotterdam en
hij is van mening dat cultuur gespreid moet
worden om verschraling tegen te gaan.
We zullen hier niet de hele touwtrekkerij die
het afgelopen jaar tussen Amsterdam en Rot
terdam heeft plaats gevonden weergeven; de
geïnteresseerde zal die ongetwijfeld in de
pers, die de discussie vrij nauwkeurig weer
gaf, hebben gevolgd. Het is ronduit jammer,
dat de discussie rond de oprichting van dit
museum, dat dus een onderdeel moet worden
van een architectuurinstituut met een veel
bredere functie, zich te veel heeft toegespitst
op de kwestie van de vestigingsplaats.
Hoewel in de discussies door de pleitbezor
gers van één van de beide steden ook de
zinnige argumenten en overwegingen met
betrekking tot de toekomstige structuur van
het instituut naar voren zijn gebracht, is het
steeds meer een cultuurpolitiek Ajax-Feye-
noord geworden.
En nu heeft ook de minister geen praktisch
inhoudelijke, maar (cultuur-)politieke gron
den bij zijn besluit laten prevaleren. Daarbij
moet worden aangetekend dat er bij zijn cul
tuurspreidingstheorie grote vraagtekens ge
zet moeten worden.
Niet de spreiding van cultuur, maar een zo
gevarieerd mogelijk complex van culturele
en economische, maar ook sociale, activitei
ten schept een hoogwaardig cultureel kli
maat. In een dergelijk klimaat moet het nieu
we instituut zijn plaats krijgen, waarbij het
zowel daarvan kan profiteren als daartoe bij
dragen.
Zo'n klimaat is in Nederland alleen in Am
sterdam te vinden, waar alle hiervoor nood
zakelijke ingrediënten te vinden zijn en niet
in Rotterdam, ondanks de interessante ont
wikkelingen die zich daar momenteel op het
gebied van het bouwen voordoen.
Die ingrediënten zijn in bovengenoemde dis
cussies allemaal wel eens genoemd:
- de belangrijkste is de stad zelf, waar van
alle architectonische en stedebouwkundige
aspecten van het Nederlandse bouwen in ver
leden en heden in ruime mate hoogwaardige
voorbeelden te vinden zijn.
- Daarnaast het grote en zeer gevarieerde
publiek.
- Vervolgens is er de aanwezigheid van
twee universitaire kunsthistorische institu
ten, een academie voor bouwkunst, planolo
gische en sociale faculteiten, de meest uit
eenlopende musea en tal van andere nationa
le en internationale instellingen.
- Tenslotte de drie genoemde fusiepartners,
waarvan het personeel zich al op de nieuwe
taken aan het voorbereiden was, welk werk
door het ministeriële besluit nu ernstig wordt
bemoeilijkt. Het ziet er naar uit, dat de direct
betrokkenen - zich gesteund wetend door
velen - zich niet zo maar bij dit besluit zullen
neerleggen en terecht bij de Tweede Kamer
zullen aankloppen.
Het feit, dat Amsterdam ook nog de Koop
mansbeurs van Berlage, het gebouw dat in
de ontwikkeling van het moderne bouwen in
Nederland een keerpunt betekent, als vesti
gingsplaats kon aanbieden en dat dit gebouw
deze 'passende' functie misloopt, maakt dat
besluit nog schrijnender.
J. B.-R.