Geschiedvervalsing?
12
'De Jan Roodenpoortstoren', zo merkte een
ervaren monumentenzorger eens sarcastisch
tegen mij op, 'is het best bewaarde monu
ment van Amsterdam. We weten precies hoe
hij er uitzag, we kennen de materialen en de
constructie, de torenvoet zit veilig onder.de
bestrating, de tekeningen en de begroting óm
hem te herbouwen liggen klaar, maar-
het hoeft niet. Geen exploitatiezor-
gen, geen kritiek op de restauratie, geen kans
op verwaarlozing, een complete documenta
tie; wat wil je nog méér?'
Er zijn nu eenmaal mensen die meer willen.
Toen de viering van het 700-jarig bestaan
van Amsterdam in het zicht kwam, samen
vallend met het Europese monumentenjaar
M-75, hadden enkele monumentenvrienden
inderdaad het plan om de toren te herbou
wen, als geschenk aan de jarige stad en als
van verre zichtbaar symbool van de toen
alom gonzende restauratieactiviteit. Een aan-*
zienlijk deel van de kosten was al van parti
culiere zijde toegezegd en er lag een reëel
exploitatieplan ter tafel. De initiatiefnemers
konden wijzen op precedenten zoals de be
roemde Campanile van Venetië die na een
instorting compleet was herbowd of de toren
van het Haarlemse stadhuis, die van 1772 tot
1914 was weggeweest en toen tot ieders vol
doening bij een restauratie terugkwam. Tal
rijke prenten tonen aan hoe prachtig de in
1829 afgebroken Jan Roodenpoortstoren
daar had gestaan op een knik in het Singel,
met zijn sierlijke spits van Hendrick de Key-
ser boven de vierkante middeleeuwse romp.
En dat zou als blijvend feestgeschenk weer
terug kunnen komen!
Het mocht niet, Burgemeester en Wethou
ders aarzelden, stelden een beslissing uit, en
gaven ten slotte te verstaan dat geen toestem
ming zou worden gegeven. De initiatiefne
mers keerden teleurgesteld terug tot hun da
gelijkse arbeid, het toegezegde kapitaal
kreeg een andere bestemming, het plan is
alweer bijna vergeten.
De herinnering kwam bij mij op bij de lezing
van de artikelen in Heemschut over de res
tauratie van de paleizen Noordeinde en Het
Loo door Steven van Raay. Daarin worden
dezelfde argumenten die destijds in discus
sies tegen het herbouwplan Jan Rooden
poortstoren werden aangevoerd, duidelijk als
kriteria geformuleerd. Dat zijn de stellingen:
I. verdwenen onderdelen van gebouwen (of
complete gebouwen) reconstrueren mag niet,
dat is geschiedvervalsing, II. wat in de loop
der tijden in een historisch gebouw (of stads
beeld) is veranderd mag in principe niet ge
wijzigd worden want het is als bouwgeschie
denis van waarde, III. als het om praktische
redenen al noodzakelijk is te wijzigen of aan
te vullen, dan moet het in een herkenbaar
eigentijdse vorm, IV. subjectieve waarderin
gen voor een bepaalde stijl of periode mogen
bij een restauratie geen rol spelen.
Naar mijn mening zijn dat veeleer geloofsar
tikelen dan argumenten. Wie zich niet aan de
voorschriften houdt zit op slag in de beklag-
denbank.
Om met het laatste, de subjectieve waarde
ring van bepaalde perioden, te beginnen,
daarvoor biedt het museum Het Loo interes
sante aanknopingspunten. Zoals bekend is
het gebouw grotendeels 'teruggerestaureerd'
naar de periode van de Koning-Stadhouder
met verwijdering van veel 19-de en vroeg
20-ste eeuwse toevoegingen.
Nu wil ik het niet hebben over de stralend
mooie tuin waarover al zoveel is gezegd en
geschreven, maar over de interieurs. Was het
ongeoorloofd dat de architect en zijn vele
begeleidende adviseurs een 'subjectieve
waardering' hadden voor de oorspronkelijke
interieurs van Daniël Marot, waarvan allerlei
verrassende onderdelen achter stuc en betim
meringen werden teruggevonden?
Die ruimten zijn rijk en pralend geworden,
en in sommige onderdelen - de planken vloe
ren bijvoorbeeld - toch ook weer van een
Hollandse soberheid. Men voelt de echo van
Versailles, maar wel op een afstand. Het was
nu eenmaal een architectonisch productieve
periode, zoals er bloeitijden zijn geweest in
de schilder- en beeldhouwkunst, in muziek
en literatuur.
De vertrekken die gewijd zijn aan de konin
gen en koninginnen na 1813 geven een zo
getrouw mogelijk beeld van de smaak van
hun tijd. Daarvoor zijn meubels, schilderij
en, sier- en gebruiksvoorwerpen bij elkaar
gezocht, ook uit andere collecties. Oude re
keningen en inventarissen gaven aanwijzin
gen over de stoffering. Het resultaat is over
tuigend, al is het niet waarschijnlijk dat die
kamers er ooit precies zo hebben uitgezien
toen de desbetreffende koning of koningin
Het Loo bewoonde. Daar komt het kwali
teitsverschil tussen verschillende stijlperio
den treffend tot uitdrukking. Er zijn kamers
bij van een zo pijnlijke lelijkheid dat men
zich afvraagt hoe zoiets ooit kon worden
gemaakt en gewaardeerd. Duidelijk blijkt dat
in de tweede helft van de 19de-eeuw het
eenvoudige burgermeubilair een veel betere
vormgeving had dat de inrichting van wat
toen de 'hogere standen' heette. Die inrich
ting is ambachtelijk perfect gemaakt uit de
mooiste materialen, maar het product is niet
zelden monsterlijk. Dat vertellen mij tenmin
ste mijn eigen ogen- en die van vele anderen
- al mag het volgens de inquisiteurs van de
restauratiebeginselen niet gezegd, en zeker
niet in de praktijk toegepast worden. Terecht
hebben de architect en de museumstaf in de
kamers die de herinnering aan Willem II en
de Koningin Emma moesten vasthouden, ge
zocht naar het meest karakteristieke voor die
perioden; ik kan mij tenminste niet voorstel
len dat zij er dezelfde artistieke kwaliteiten
in zagen als in de eind-17-de en de 18-de
eeuwse ruimten. De bewuste keuze voor de
periode 1685-1692 bij het restauratieplan
voor het paleis en de tuin, die één geheel
vormen, een keuze die gemaakt werd op
De Jan Roodenpoortstoren aan het Amsterdamse Singel, een oorspronkelijke middeleeuwse toren
bekroond met een 17de-eeuwse spits van Hendrick de Keyser, waarvan de afbraak (1829) altijd zeer
betreurd is. Het initiatief tot reconstructie van deze toren ter gelegenheid van het monumentenjaar M-
75 stuitte op weerstand en verzandde. Een dergelijke reconstructie werd niet verantwoord geacht. Afb.
Atlas Fouquet, 1783.
ÉfijSte