Boeken 216 NEDERLANDSE ARCHITEKTUUR EN STEDEBOUW '45-'80 In dit boek worden door verschillende auteurs een aantal belang rijke aspecten behandeld van het na-oorlogse bouwen in Nederland. De verschillende es says worden afgewisseld door interviews met architecten onder wie van Eesteren, van Embden, van Klingeren, Weeber en Dam. In zijn verhandeling 'in de schaduw van de C.I.A.M.' geeft Richter Roechholt de ach tergronden aan van de architectonische ten densen in na-oorlogs Nederland. Hierin wordt onder meer duidelijk hoe zich de dis cussie van het 'grootschalige' tegenover het 'kleinschalige' bouwen zich ontwikkelde in de 60er en 70er jaren en hoe, tegen de ver wachtingen in, het kleinschalige bouwen een 'overrompelend' succes werd, doordat het tegemoet komt aan een 'diepgeworteld emo tioneel verlangen'. Maar dat neemt volgens de auteur niet weg dat de 'typisch grootste delijke ontwikkelingen nu voorgoed hebben afgedaan'. Heel knap is hoe Roegholt de vaak abstracte begrippen in de complexe geschiedenis van bouwen en plannen in deze periode overzich telijk en helder weet weer te geven. Cees Boekraad besteedt in het tweede essay aandacht aan de pogingen van architecten een adequaat antwoord te geven op de steeds ingewikkelder wettelijke bepalingen sinds de Woningwet van 1901.' Cees de Cler gaat in op de directe en indirec te invloeden van de overheid op de vorm en inhoud van het bo.uwen na de oorlog. Hij schetst een 'complex' beeld van de verschil lende wijzen van beinvloeden door de over heid, 'somtijds gericht op doeleinden die el kaar ondersteunen, soms ook op aan elkaar tegengestelde doeleinden, zowel wat de de tailmaatregelen als de grote lijn betreft'. Wel ziet hij sinds de invoering van het gemengde subsisiestelsel als beleidsinstrument 'een kwaliteitsontwikkeling plaatsvinden, die in het algemeen zeer positief gewaardeerd moet worden. Daaraan doet niet af dat onder de werking van dit stelsel vooral in de laatste jaren ook projecten ontstaan waarbij meer aandacht is gegeven aan allerlei architectoni sche vormpjes dan aan een werkelijk goede bewoonbaarheid'. Door Geurt Brinkgreve wordt aandacht be steed aan Monumentenzorg en Stadsvernieu wing. Gewezen wordt op de gebreken en lacunes van de Monumentenwet van 1961 zoals die in de twintig jaar dat ermee wordt gewerkt zich hebben voorgedaan. Dit was onder meer een gevolg van de slechte, maar gelukkig steeds betere, coördinatie 'tussen de werkingssferen van Monumentenwet en Ruimtelijke Ordening'. Monumentenzorg en Stadsvernieuwing zijn hun geïsoleerde posi ties steeds meer aan het kwijtraken. Gert Jonker toetst de hypothese, dat 'aan de architectuur in een bepaald gebied en in een bepaalde periode valt af te lezen welk beeld- van-zichzelf 'de mensen' in die tijd in dat gebied hadden of hebben', aan verschillende soorten gebouwen uit de periode 1950-1980. Niet de woningarchitectuur, 'in feite onder een enorme produktiedrang en sterk onder staatsinvloed plaatsgehad', blijkt grote in vloed van 'de mensen' te hebben ondergaan, maar vooral bij kerken en raadhuizen meent Jonker een relatief groot aandeel in de be sluitvorming te constateren. Hedy d'Ancona bespreekt de rol van de soci ale wetenschappen bij het beleid en bij het ontwerpen van de bebouwde omgeving en concludeert dat de verwachtingen die men koesterde n.a.v. de onderzoeken naar woon wensen, woongedrag en woonsatisfactie nogal overdreven waren. Het boek wordt afgesloten met een architec tonische rondreis door Nederland van Ab van Dien. Samenvattend kan gesteld worden dat, on danks een aantal interessante bijdragen in dit boek, het geheel toch teveel een weergave is geworden van de 'stokpaardjes' van de ver schillende auteurs. Indien het de bedoeling van het boek is om een algemeen beeld te schetsen van de na oorlogse woningbouw voor de gemiddelde lezer, dan zijn een aantal essays te specialis tisch in taalgebruik. Het idee om aan de gehele onderrand van het boek een soort 'stripverhaal' van de woning bouw te geven, is zeer geslaagd en geeft door de foto-bijschriften veel inzicht in de achterliggende ideëen van architect en stede bouwer. Uitgeverij Bert Bakker. I.S.B.N. 90 351 00115. Prijs: 34,50 J.K.A. DE BOUW VAN DE TWENTSE BOER DERIJ legt de bouwmethodes vast zoals die van generatie op generatie zijn doorgegeven. Dat zou ook wel eens de laatste mogelijkheid kunnen zijn: de laatste generatie timmerlie den die eigenhandig een traditionele boerde rij bouwde is immers bijna uitgestorven. Een belangrijk hoofdstuk van het boek is het dialectenonderzoek: een onderzoek naar de verschillende benamingen voor de onderde len van een boerderij, die in vrijwel elke plaats in Twente weer anders worden ge noemd. Met medewerking van vrijwel alle historische verenigingen in Twente is een enquete gehouden onder de oude vaklieden, zodat achterhaald kon worden welke ver schillende benamingen er voor een onderdeel bestaan. Ook het telmerkenonderzoek is van groot belang. De telmerken geven aan welke on derdelen bij de bouw bij elkaar geplaatst moesten worden en het minutieuze onder zoek van de auteur hiernaar geeft een boei end inzicht in de bouw. Ook voor de telmerken geldt dat zij nu voor het eerst systematisch in Twente onderzocht zijn. Het boek is rijk geïllustreerd met een groot aantal tekeningen en foto's. Met name de constructietekeningen en detailfoto's - spe ciaal voor dit boek gemaakt - geven een helder beeld van de veelzijdigheid van de Twentse boerderij en haar bouw. Auteur: Mw. M. L. M. Hesselink van der Riet, bestuurslid van de Stichting Heemkun de Albergen. Uitgeverij Matrijs te Utrecht. Leden van Heemschut genieten reductie. Zie elders in dit blad. Voetwijzer voor Nederland Een nieuwe aanwinst op het gebied van handleidingen voor voettochten is 'Voetwij zer voor Nederland (2), 22 nieuwe wandelin gen, van 8 tot 18 km; op zoek naar de ge schiedenis van het landschap door Jan Erik Burger, Paul Hesp en Steven van Schuppen, met foto's van Egbert Kunst e.a. Er worden een aantal routes gegeven voor 'overgangs gebieden', voor de voetganger de meest inte ressante gebieden in ons landschap, dat door industrialisatie, verstedelijking en ruilverka veling steeds monotoner is geworden'. Dit uitgangspunt lijkt ons geslaagd. Gewapend met deze uitgave en een topografische kaart, waarvan het nummer wordt aangegeven, zult u, lijkt ons, moeiteloos uw weg vinden. De eigenaardigheden van de streek waardoor u wandelt zijn in klein bestek aangegeven. Pluspunt is, dat de wandelingen te maken zijn, als u verder alleen van het openbaar vervoer gebruik maakt. Uitgeverij Dwarsstap, Nijmegen. ISBN 90 6168 952 x; 18,50. Atlas van de Monumenten in de Zeeuwse Delta. Dit boek van Th. Kampa en H. Vandersmis- sen is geen toeristengids met opsomming van bezienswaardigheden. De opzet is aan de leek enige achtergrondinformatie te geven over de historische, sociaal-economische, waterstaatkundige en biologische processen die een rol speelden bij de totstandkoming van de monumenten. Dit rijkelijk geïllustreerde boek blijft niet beperkt tot de provinciegrenzen: Loevestein als meer oostelijk punt, inclusief de Bies- bosch; de Noordgrens wordt gevormd door Merwede t/m Nieuwe Waterweg; de Belgi sche grens aan de Zuidzijde, terwijl Zeeuws Vlaanderen, De Zeeuwse en Zuidhollandse eilanden maar ook Europoort binnen het be stek van de Atlas vallen. 62,25. A. W. Sijthoff, Alphen aan de Rijn. ISBN 902183084 1.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1984 | | pagina 26