Zorgzaam beheer
monumentale
kerkgebouwen
138
DOOR T. HARTEVELD*»
Vanouds behoren kerkgebouwen tot de markante punten uit het geheel van de bebouwing in
steden en dorpen. Wie in een dorp de weg naar het centrum zoekt, zal al gauw uitkijken naar
een torenspits. Maar ook in onze steden, zeker de oudere, vindt men in het centrum één of
meer kerken, die tot de specifieke herkenningspunten behoren van juist die stad.
Ontzag vervult ons als we terugdenken aan de tijd waarin zo'n kerkgebouw werd tot stand
gebracht. Ontzag voor het vernuft en de creativiteit van de bouwmeesters, die hun construc
ties met zoveel minder technische hulpmiddelen tot uitvoering brachten dan ons vandaag ten
dienste staan. Respect ook voor de financiële offers die onze voorouders brachten om iets
schoons te helpen scheppen, waarin zij hun God en Schepper konden vereren.
Die kerkgebouwen zijn dragers van een stuk geschiedenis van ons land en ons volk. In de
ware zin van het woord monumenten die niet weg te denken zijn uit het silhouet van stad of
dorp, die het waard zijn behouden te blijven en terecht bescherming genieten.
De eigenaars of beheerders van deze kerkge
bouwen hebben dan ook een verantwoorde
lijke taak. Verantwoordelijkheid tegenover
hun kerkelijke gemeente, maar ook tegeno
ver de maatschappij. Door het in stand hou
den van deze monumenten wordt een stuk
cultuurbezit doorgegeven naar volgende ge
neraties.
Het beheer is echter een taak van groeiende
zorg. Zorgvuldig onderhoud vraagt toene
mende bedragen wat evenzeer geldt voor de
lasten die met het gebruik van het gebouw
samenhangen. Daarnaast lopen de inkomsten
van de kerkelijke gemeenten terug. Natuur
lijk is één der oorzaken hier de teruggang in
het ledental van de meeste kerkgenootschap
pen. Dit wordt evenwel voor de binnenstads-
kerken dikwijls nog versterkt door de ontvol
king van onze binnensteden. Deze ongunsti
ge ontwikkeling in de verhouding van uitga
ven en inkomsten houdt een gevaar in voor
de continuïteit van het monumentale kerk-
bezit.
De oprichting van de Vereniging van Be
heerders van Monumentale Kerkgebouwen
in Nederland is een hoopvol teken. Immers,
hierdoor wordt niet alleen duidelijk dat er
sprake is van een voor de beheerders ge
meenschappelijk probleem, maar ook geeft
deze bundeling van krachten de mogelijk-
heid om zich sterk te maken om tot een
goede aanpak van die problemen te komen.
Eén van de eerste vruchten van deze aanpak
is het rapport van Prof. Verburg en de heer
Ferwerda over het 'Beheer en Gebruik van
Monumentale KerkgebouwenDat het Mi
nisterie van Welzijn, Volksgezondheid en
Cultuur een subsidie voor dit onderzoek ver
leende is een aanwijzing, dat ook op dit
niveau de betekenis van de problematiek
wordt onderkend.
Het rapport heeft te zien gegeven, dat de
beheerders op verschillende wijze proberen
een vorm te vinden voor de beheerstaak.
Uiteenlopende vormen die een weerspiege
ling zijn voor de variëteiten in beheer en
gebruik, waarbij door het inschakelen van
ook niet-kerkelijke groepen of instanties een
brug wordt geslagen naar de maatschappij,
die bij het in stand blijven van het kerkmonu-
ment geïnteresseerd is.
LANGERE TERMIJNPLANNING NOOD
ZAKELIJK
Dit eerste onderzoek, een vervolg is inmid
dels in voorbereiding, bevat in elk geval vol
doende stof en aanknopingspunten voor de
beheerders om zich erop te bezinnen. Die
bezinning is gewenst, ook als men vandaag
niet de indruk heeft dat er grote problemen
zijn. De vraag kan namelijk gesteld worden
of men wel een goed inzicht heeft in de
kosten van beheer vari het kerkgebouw dat
men in gebruik heeft. Vaak lopen de uitga
ven en inkomsten betrekking hebbend op het
gebouw op onduidelijke wijze door de alge
hele exploitatie heen. Zo kan het beeld ont
staan, dat men door verhuur van het kerkge
bouw niet onaardige extra inkomsten heeft,
terwijl niet vaststaat of de kosten die het
verhuren meebrengt aan verwarming, ver
lichting, schoonhouden e.d. werkelijk door
het huurbedrag worden gedekt of zelfs over
troffen.
Ook de specificatie van de onderhoudsuitga-
ven is meestal niet zodanig dat een goed
overzicht bestaat van de bedragen die hier
mee zijn gemoeid. In vele gevallen wordt de
onderhoudspost jaar voor jaar bekeken. Als
er dan plotseling een onverwachte grotere
uitgave nodig is, staat men dikwijls voor een
moeilijke afweging.
Immers, zo kan dan gesteld worden, de ker
kelijke gemeente is er niet in de eerste plaats
voor het instandhouden van een kerkge
bouw. Er zijn vele andere taken, zeker in
deze tijd, die een beroep doen op het actief
meedoen van de kerkleden en het solidair
zijn met de mensen in nood. Dan kan het
dilemma ontstaan, dat een grote uitgave aan
het pleisterwerk knabbelt aan de middelen
die men liever zou besteden aan een project
in een ontwikkelingsland of voor de buiten
landse werknemers in de stad.
Met het achterwege laten van het onderhoud
op het juiste moment kan echter een proces
in gang worden gezet, dat op een later tijd
stip leidt tot veel hogere uitgaven.
De conclusie op dit punt moet dan ook lui
den, dat een langere termijnplanning voor
het onderhoud noodzakelijk is. Van de ver
schillende onderhoudswerken dient te wor
den nagegaan om de hoeveel jaar deze moe
ten worden uitgevoerd, met een schatting
van de daarmee gemoeide bedragen. Door
10 a 15 jaar vooruit te kijken, kan worden
vastgesteld wat het gemiddelde bedrag is dat
jaarlijks beschikbaar zou moeten zijn om dit
geplande onderhoud ook daadwerkelijk uit te
voeren. Als dit bedrag op de jaarlijkse begro
ting kan worden uitgetrokken en daarnaast
een onderhoudsfonds wordt gevormd, kan
men de gunstige en ongunstige jaren via het
fonds vereffenen. Het lijkt een eenvoudige
maatregel in het beheers vlak; de ervaring
leert echter dat in vele gevallen zo'n benade
ring nog ontbreekt. Het gevolg is een soms
emotionele discussie op de jaarvergadering
over de besteding van de financiële middelen
van de kerkelijke gemeente.
Al eerder werd opgemerkt, dat het dikwijls
mankeert aan een zuiver beeld van baten en
lasten bij verhuur van het kerkgebouw aan
derden. Natuurlijk is het een aantrekkelijke
gedachte om door verhuur enige extra in
komsten te verwerven, die aan het beheer ten
goede kunnen komen. Daarbij is het wel
zaak om goed in het oog te houden of die
doelstelling inderdaad wordt bereikt. De er
varing leert ook hier dat een goede kostenbe
rekening nodig is. Verwarming is in de win
tertijd een aanzienlijke post. Uiteraard moe
ten ook verlichting en schoonmaakkosten
worden meegeteld en afhankelijk van de af
spraken die de gemeente met de koster heeft,
extra toezicht.
Of de uitkomst dan zodanig is, dat de huur-
De Heer T. Harteveld, voorzitter van het Bestuur
van het Academisch Ziekenhuis in Utrecht, is sinds
de oprichting in 1981 van de Vereniging van Beheer
ders van Monumentale Kerkgebouwen in Nederland
(secretariaat: Kruitgracht 9, 9711 VL Groningen) een
drijvende kracht in deze jonge vereniging, die thans
ongeveer 100 leden telt.
Zijn actieve betrokkenheid bij de monumentenzorg is
echter aanzienlijk ouder en kreeg vooral gestalte in
de jaren na 1962, toen hij gedurende 15 jaar wethou
der van de gemeente Utrecht was voor Ruimtelijke
Ordening, Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing en
Monumentenzorg.
Thans is de Heer Harteveld voorzitter van de Monu
mentencommissie van de gemeente Utrecht en, als
voorzitter van de Remonstrants Gereformeerde Ge
meente, beheerder van de Geertekerk aldaar.
Het rapport van het onderzoek naar beheer en
exploitatie van monumentale kerkgebouwen, dat in
opdracht van de Vereniging onder supervisie van
Prof. Dr. P. Verburg is verricht door de heer N. J. P.
Ferwerda, verscheen in augustus 1983. Niet-leden
van de vereniging kunnen het bestellen bij het secre
tariaat Vereniging van Beheerders van Monumentale
Kerkgebouwen in Nederland: Kruitgracht 9, 9711
VL Groningen.