159
Zelfportret van 'Ewolt van Delft, (56 jaar)' de
schilder van de Kerk van Harderwijk.
Hij beeldde zichzelf af met andere 'bouwvakkers'
uit het jaar van ontstaan 1561-1562.
overleden was, familieleden gereisd om hun
aandeel in de erfenis op te eisen. Toen was
het echter al 1584 geworden, omdat het tijd
had gekost hen op te sporen. Het waren am
bachtslui, waaronder twee schoenmakers,
een koopman, voor wie Deventer een geheel
vreemde stad was. Zij kenden daar niemand,
die zij bij de uitbetaling van het geld als borg
zouden kunnen stellen.
Ewolt zal in zijn jonge jaren naar Deventer
getrokken zijn. Naar de reden hiervan valt
slechts te gissen. In 1533 duikt voor het eerst
zijn naam in de archieven van de stad op. Hij
blijkt dan getrouwd te zijn met Eveze (Eva),
dochter van een zekere Tonnysen te Raalte.
Zo'n 40 jaar zou zij het leven met hem delen.
In genoemd jaar kochten ze een huis in de
Engestraat, 'voor de bruderen' (in de nabij
heid van de Broederenkerk). Acht jaar later,
kennelijk tot een zekere welstand gekomen,
kochten ze een ander, royaler, huis aan de
Grote Overstraat. Daar zou hij wonen tot aan
zijn dood. De muntmeester van de stad, Mr.
Balthasar Wijntgens, was daar jarenlang zijn
buurman.
In een akte van 1551 wordt hij voor het eerst
'meester' genoemd 'Meyster Ewolth Sy-
monssen van Delfft maler'. Het is weer in
verband met de koop van een huis, nu één
gelegen op de hoek van de Pontsteeg en de
Engestraat, dat deze informatie tot ons komt.
Hoe en wanneer hij meester geworden was
en of er ook in Deventer werk van zijn hand
bewaard gebleven is, of wellicht in de omge
ving, bijv. in Twello, waar onlangs bij de
kerkrestauratie muur- en gewelfschilderin
gen zijn blootgelegd met het jaartal 1542,
naar dit alles is nader onderzoek nodig.
Ewolt en zijn vrouw kregen, voor zo ver
bekend, 2 kinderen, beiden dochters: Agatha
en Eva. De eerste staat ook afgebeeld in de
Harderwijkse kerk. Over een huwelijk van
haar is (nog) niets bekend. In 1573 treffen
we haar in Deventer aan als getuige in een
bepaalde zaak, samen met Truide Gertssens,
de vrouw die in de laatste levensjaren van
Ewolt bij hem inwoonde, waarschijnlijk na
het overlijden van zijn vrouw. (Na 1572
wordt haar naam niet meer vermeld). Het is
aannemelijk dat Agatha toen in het ouderlijk
huis verbleef. We vermoeden dat Ewolt zeer
op haar gesteld was. In zijn testament van
1581 vermaakte hij haar 'uth oirsaicken hem
sunderlich dair tho bewegende' al zijn goe
deren, de beide huizen met de inventaris en
ook alle 'rackheit, reitschap', wat slaan zal
op hetgeen zich in zijn werkplaats bevond.
Na 1560 begon de welstand van de schilder
te tanen. De tijden waren er ook naar. De
naderende reformatie en vooral de in deze
streek jaren voortdurende oorlogshandelin
gen (in 1578 viel Deventer in Staatse han
den) zullen voor de man, die het oude geloof
trouw bleef, minder werk en dus minder in
komsten betekend hebben. Meer' dan eèns
nam hij bij deze en gene geld op, een soort
hypotheek op zijn huizen.
In zijn laatste levensjaar troffen hem zware
slagen: zo overleed Agatha. In april 1582
werd hij ernstig ziek. Op paasavond 14 april
liet hij zijn laatste wilsbeschikking opteke
nen. Hij vermaakte geld aan zijn familiele
den, 'wair dat die wesen end wonnen mo-
Afbeelding van Agatha van Deventer 'Eewolt de
schilder sin dochter'. Het wekte verbazing dat
Ewolts dochter hier als medewerkster wordt
aangetroffen: uit archiefonderzoek bleek dat zij
inderdaad de kwast heeft gehanteerd.
gen', ook aan zijn zwager Gerrit Tonnysen te
Raalte, maar het meeste aan zijn kleindoch
ter Trude, dochter van zijn tweede dochter
Eva.
Was zijn liefde voor Agatha op haar overge
gaan? Voor haar 100 goudguldens alsmede
'sin bedde, beddestede met all sin toebe-
hoer'. Verder geld voor de vier gasthuizen in
de stad en een half mud rogge voor het H.
Sacramentsgilde. Was hij van deze broeder
schap, die in de Mariakerk een eigen kapel
had, lid? Ook was er nog een sieraad: een
hanger, een keten, die de meester op heilige
dagen placht te dragen. Daarover stond niets
beschreven, met als gevolg dat meerderen er
aanspraak op maakten. Het werd een zaak,
waarbij getuigen onder ede verklaarden, dat
Ewolt een paar dagen vóór zijn dood de
hanger had toegezegd aan zijn zwager Gerrit
Tonnysen, opdat hij die 'synenthalve dragen
und versliten solde'.
Een paar dagen na Pasen stierf Ewolt van
Delft. Vanwege de schulden werden de bei
de huizen publiek verkocht. Wat na alle be
talingen overbleef was volgens zijn laatste
wil voor de armen in de stad, 'tot orber siner
sielen salicheit'.
Bronnen: uit het Archief van de stad De
venter:
1. Renunciatieboeken
2. Gerechtelijke Protocollen
3. Resoluties van Schepen en Raad.