«3
151
SI
ontbreekt, is de ontwikkeling van de bouw
kunst nog in volle gang. Misschien is dit één
van de redenen waarom eigentijdse construc
ties en materialen bij de restauratie van ge
bouwen met een grotere vanzelfsprekend
heid worden toegepast dan bij orgelrestaura
ties.
KLANKEENHEID
De diverse geluiden van een orgel noemen
we registers. Een deel van de orgelregisters
moet apart gebruikt kunnen worden, maar
ook goed combineerbaar zijn met andere re
gisters. Hiervoor is een zekere klankeenheid
nodig. De orgelmakers hebben tot ca. 1850
de noodzaak van die klankeenheid ingezien.
Om die reden heeft Heinemann in het orgel
van de St. Jan te 's Hertogenbosch in 1787
eigen registers geplaatst die zich goed ver
dragen met het aanwezige oudere pijpwerk.
Na 1850 kwam het romantische orgel tot
ontwikkeling. De klank van deze orgels laat
zich veel moeizamer combineren met klan
ken uit eerdere perioden.
Om tot een verantwoorde beslissing te ko
men welke toestand het uitgangspunt van een
orgelrestauratie dient te zijn, moet het pijp
werk nauwkeurig worden geïnventariseerd.
Bestudering van de inscripties, de factuur
(makelij) en de maatvoering van de pijpen
geeft namelijk uitsluitsel omtrent de bouw
tijd, de maker en de vraag of pijpen eventu
eel tot een ander register hebben behoord.
BLAASINSTRUMENT
Orgels zijn blaasinstrumenten. De pijpen
krijgen lucht door de blaasbalgen. Grote or
gels verbruiken veel lucht en hebben dus
veel blaasbalgen nodig. In de St. Jan in Gou
da vinden we een balgenzolder met 8 grote
spaanbalgen die nog met de voeten getreden
kunnen worden. Dergelijke windvoorzienin-
gen nemen veel ruimte in beslag. Dit brengt
Het orgel van de O.L. Vrouwekerk te Zwolle, het
jongste beschermde exemplaar in Nederland.
Alle foto's zijn van de R.D.M.Z. te Zeist
ons op de problemen rond kerkgebouwen
waarin de orgels staan.
Veel orgels staan tegen de westwand van een
kerk opgesteld. Hun windvoorziening is
meestal in de torenruimte geplaatst. In de
restauratiepraktijk kwam het wel voor dat de
architectonische werking van de torenruimte
prevaleerde boven het belang van een goede
windvoorziening. De balgen werden in die
gevallen verplaatst of vervangen door een
kleiner systeem van moderne constructie dat
de klankkwaliteit van een oud orgel groten
deels tenietdoet. Gelukkig komen dergelijke
ingrepen thans niet meer voor.
Zo heeft goed overleg bij de kerk- en orgel
restauratie in de St. Jan te Den Bosch ertoe
geleid, dat een nieuwe windvoorziening naar
klassiek model in de torenruimte geplaatst
kon worden.
De kerkverwarming vormt een potentiële be
dreiging voor de orgels. Niet alleen ontstem
men ze sneller, bij onmatige verwarming
kunnen zelfs pas gerestaureerde bestandde
len binnen enkele etmalen weer kapot ge
stookt worden. De sterk gestegen stookkos
ten werken in het voordeel van orgelbehoud.
Bij kerken die een buitenkerkelijke bestem
ming krijgen, is het de vraag of een orgel in
de nieuwe opzet nog kan functioneren. Het
orgel van de Broederenkerk te Zutphen
moest enige jaren geleden worden afgebro
ken en is aangekocht door de Hervormde
Gemeente Heusden. Plannen om het orgel in
de Aa-kerk te Groningen aan het oog en oor
te onttrekken door in de kerk een museum te
bouwen, zijn gelukkig van de baan.
Er zijn ook kerken met een brede maatschap
pelijke functie waar het orgel een rol van
betekenis speelt. Acoustische voorzieningen
of vaste vloerbedekking in deze kerken kun
nen de orgelklank echter nadelig beïn
vloeden.
Bij een orgelrestauratie zijn de eigenaar, de
organist, de orgeladviseur en Monumenten
zorg het niet altijd met elkaar eens. Zo kan
een restauratievoorstel van de adviseur in
historisch opzicht verantwoord maar financi
eel niet haalbaar zijn. Een organist wil zijn
orgel laten uitbreiden. Dat blijkt echter al
leen maar te kunnen ten koste van historische
onderdelen. Of Monumentenzorg verlangt
een restauratiemethode waarop de orgelma
ker om orgeltechnische reden geen garantie
wil geven. Zulke kwesties kunnen meestal
wel in goed overleg tussen alle betrokkenen
worden opgelost.
Wat is een mooi orgel? Vraag het aan tien
orgelliefhebbers en u krijgt van ieder een
ander antwoord. Hoe de meningen hierover
ook verschillen, de klank van een orgel moet
de organist tot muzikaal spel inspireren en de
luisteraars boeien. Orgelkenner Jan van
Heurn schreef hierover in 1778 het vol
gende:
'Dewijl de musiecq iets verrukkelijks heeft,
moeten ook de instrumenten, waarop dezel
ve uitgevoerd wordt, geschikt zijn om te
kunnen verrukken; dus is hier geen middel
maat te dulden. Een musiecqinstrument moet
uitneemend goed of uitneemend slegt zijn.
Het eerste diend om in de toehoorderen ver
wondering te wekken, het laatste om hen
weg te jaagen; doch het middelmaatige doet
noch het een noch het ander, maar laat den
toehoorder zoals hij is, en verwekt in hem
geene nieuwe begeerte om weder te komen
luisteren'.
Vroeger werd een orgel dat in plaats van
verwondering blijvende ergernis opwekte,
van de hand gedaan. Laat dit een waarschu
wing zijn om onze monumentale orgels in
'uitneemend goede' staat te houden.
Het orgel van de N.H. Kerk te Hichtum (bij
Bolsward), waaraan nagenoeg sinds de bouw niets
is veranderd; de pijpen kunnen nog steeds door
voetbediening van de blaasbalgen tot spreken
worden gebracht; een electrische ventilator voor
de orgelwind werd pas in 1977 aangeschaft.
nr-KM