67
Entrepotdok: Achtergevels, ramen en luiken
veranderd t.b.v. van de nieuwe functie,
levendiger
- Cityfuncties zijn geconcentreerd in de bin
nenstad en rondom de toekomstige ringspoor-
baan, terwijl in de rest van de stad het wonen
centraal staat.
- Uitgaande van een integrale aanpak moet
het tempo van de stadsvernieuwing worden
opgevoerd. Behoud en herstel hebben in het
algemeen voorkeur boven sloop en nieuw
bouw. De stadsvernieuwing moet gefaseerd
en in nauw overleg met de bevolking worden
uitgevoerd.
- De bebouwingsdichtheid moet in principe
niet worden verlaagd.
- Een soepele hantering van de woningdif-
ferentatie met als minimum 40% voor zowel
grote als kleine woningen.
- In verband met de 'betaalbaarheid' moet
bij nieuwbouw, woningverbetering en her
huisvesting worden uitgegaan van de huur-
inkomen-verhouding van 10% van het mini
mum inkomen en ten hoogste 17% bij een
inkomen gelijk aan de ziekenfondsgrens.
- Bij alle bouw in de stad wordt zoveel
mogelijk rekening gehouden met de belan
gen van de buurtbewoners.
Na 1978 verandert ook de organisatie van de
projectgroepen stadsvernieuwing; zij vor
men nu een zelfstandige organisatie ter Se
cretarie met de bevoegdheid om zelfstandig
beslissingen te nemen, in/na overleg met de
buurtbewoners, weliswaar binnen de marges
die het gemeentebestuur heeft vastgesteld.
Zij hebben als taak de verbeterings- en ver-
nieuwingsaktiviteiten te coördineren en daar
over overleg te voeren met de bevolking. Zij
zijn verantwoordelijk voor de voortgang van
het stadsvernieuwingsproces.
De projectgroeporganisatie is onafhankelijk
van de bij de stadsvernieuwing betrokken
gemeentelijke diensten en afdelingen. Wel
heeft iedere projectgroep een onderzoeker en
planningmedewerker en zijn voorts de vol
gende diensten en afdelingen daarin verte
genwoordigd:
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening,
Herhuisvesting, Openbare Werken, Grond
bedrijf, Bouw- en Woningtoezicht, Sociale
Dienst; Openbare Gezondheid en Zieken
huiswezen, Jeugdzaken en Volksontwikke
ling, Onderwijs, Economische Zaken, Be-
stuurscontacten en in de binnenstad het Bu
reau Monumentenzorg.
In de binnenstad betreft het de projectgroe
pen Jordaan, Nieuwmarkt en Bethaniën-
buurt, Goudel Reaal (Haarlemmerbuurt en
Westelijke Eilanden) en de Oostelijke Eilan
den/Kanaaldijken. In deze gebieden bevin
den zich circa 3500 waardevolle panden
waarvan er ruim 1900 bestemd zijn als mo
nument, de rest aangemerkt als panden met
waarde als monument (ook wel beeldbepa
lend genaamd). Aangezien de hele Amster
damse binnenstad, gelegen binnen de Singel
grachten, aangemerkt is als (toekomstig) te
beschermen stadsgezicht en deze gebieden
daarbinnen liggen, worden zij ook als zoda
nig beschouwd.
De Nieuwmarktbuurt is in 1983 ingeschre
ven in het register. Voor alle buurten, behou
dens de Oostelijke Eilanden, is een bestem
mingsplan vastgesteld, dat rekening houdt
met die (toekomstige) bescherming.
MONUMENTENZORGASPECTEN IN DE
STADSVERNIEUWING
Voor de monumentenzorg zijn twee facetten
van de stadsvernieuwing van groot belang.
Enerzijds is dit de instandhouding ofwel het
beleid en de uitvoering die zich richt op
behoud en herstel, anderzijds is dat de zorg
voor de historische structuur en de niet-be-
bouwde omgeving.
1. Behoud en herstel
Van oudsher is het sinds 1978 vastgestelde
gemeentelijke beleidsuitgangspunt, dat be
houd en herstel voorkeur heeft boven sloop
en nieuwbouw voor de monumentenzorg een
vaststaand gegeven. Wat dit aspect betreft
hebben de stadsvernieuwing en de monu
mentenzorg elkaar gevonden.
Toch zijn er ook problemen, aan de ene kant
omdat de subsidieregelingen nog steeds te
veel gericht zijn op de sloop- en nieuwbouw-
aanpak, anderzijds omdat bij het herstel van
monumenten de hoge kostenfactor een rol
speelt.
Entrepotdok: le fase voorgevels na restauratie in
1984
Vanwege dit laatste aspect heeft de monu
mentenzorg vaak het verwijt gekregen elitair
bezig te zijn. Een verwijt echter, dat niet
zonder meer opgaat, zoals werd aangetoond
in een onderzoek dat het Gemeentelijk Bu
reau Monumentenzorg in 1977 publiceerde.
Dit onderzoek naar de betekenis van woon
huisrestauraties voor de volkshuisvesting in
de Jordaan besteedde ondermeer aandacht
aan aspecten als gedwongen vertrek van de
zittende bewoners als gevolg van de restau
ratie, de hoge huren na restauratie en de
komst van het 'kwaliteitspubliek'. Het on
derzoek gaf een gevarieerd beeld: alleen to
taal herstel had een hoog huurniveau tot ge
volg, maar het waren juist deze panden die
enige jaren niet meer bewoond of gebruikt
waren geweest en dus wel voor een toevoe
ging van de woningvoorraad zorgden. Daar
naast bleek, dat de kleine of partiële restau
raties geen sociale gevolgen hadden voor de
bewoners noch ten aanzien van de huur,
noch ten aanzien van een gedwongen uit
plaatsing. Aangezien deze partiële restaura
ties circa 75% uitmaakten van de restauratie-
stroom, was dit toch een zeer positief aspect
voor zowel de monumentenzorg als voor de
volkshuisvesting. Het onderzoek omvatte
met name restauraties uitgevoerd door parti
culiere eigenaren. De gemeente komt pas in
1980 met een werkelijk aktief restauratiebe-
Entrepotdok: (de eerste bewoning in de oude
pakhuizen) binnenhof