Mr. R. Hotke
verlaat WVC
60
de lijst aangebracht. Het pothuis daarente
gen, dat nog maar moeilijk achter de stutten
zichtbaar is, dateert uit de 17de eeuw. De
voorgevel, zo blijkt uit het metselwerk, is
18de-eeuws. Ook de houtzwaarte van het
kozijn en de kozijnmaat duiden daarop.
Raadplegen we het grachtenboek van Caspar
Philips dat gemaakt is rond 1770, dan ontwa
ren we ter plekke een lijstgevel met kuif, een
18de-eeuwse gevel, met de deur reeds op de
hoek van het pand gesitueerd. Het pand is
dus ongeveer 100 jaar later ingrijpend gewij
zigd, waarbij de 19de-eeuwse lijst is aange
bracht, de pui gewijzigd, T-ramen zijn aan
gebracht en een dakkapel met ronde boven
zijde op het dak is verschenen.
Dit huis mag niet verloren gaan. Het is uit
historisch oogpunt, maar ook uit oogpunt
van situering van betrekkelijk groot belang.
Het pand is al voorzien van zogenaamde
'eerste generatie' en 'tweede generatie' stut
ten (nog een extra versteviging). Als hoek
pand is het huis extra kwetsbaar. Oude hui
zen in Amsterdam leunen in het algemeen
tegen elkaar als boeken in een boekenkast,
maar dit pand dreigt over de rand te vallen.
De Amsterdamse Maatschappij tot Stadsher
stel is echter doende dit huis te verwerven.
Als de nood het hoogst is.
Drie zeer belangrijke pandjes zijn St. Annen-
straat 12, 14 en 16. Eén van deze huizen, St.
Annenstraat 12, dateert nog uit de 16de
eeuw. Het heeft een zogenaamde rolwerkge
vel in de stijl van Vredeman de Vries. Het is
het enig overgebleven vroeg-renaissance ste
nen woonhuis van Amsterdam. Zéér ken
merkend voor dit geveltype zijn de doorlo
pende horizontale banden, de zogenaamde
waterlijsten en de in- en uitzwenkende na
tuurstenen banden aan weerszijden van de
geveltop. Ook de twee gebeeldhouwde na
tuurstenen blokken aan weerszijden van het
huis zijn kenmerkend voor de vroege Renais
sance. De beide beeltenissen zijn met het
aangezicht naar elkaar toe gewend. In latere
17de-eeuwse architectuur is sprake van een
veel strakkere beeldhouwkunst van bijvoor
beeld recht vooruit kijkende leeuwekoppen,
e.d.
De panden zijn in zeer slechte staat. Het
voorgevelmetselwerk is matig. Het achterge
velmetselwerk is slecht. De kozijnen even
eens. De kappen zijn zéér slecht.
De funderingen zijn echter nog goed. De
algemene bouwkundige indruk is dat de pan
den bij herstel voor zeker 80% gedemonteerd
zullen moeten worden. Desondanks mogen
deze panden niet worden opgegeven. De Ge
meente Amsterdam is sinds juli 1983, zeer
recent dus, eigenares geworden van deze
drie panden die onderdeel uitmaken van het
zogenaamde Blauw Lakenblok, dat tot voor
kort eigendom was van Bijenkorf beheer.
De gemeente is doende, in samenwerking
met het Bouwfonds Nederlandse Gemeen
ten, plannen te ontwikkelen voor herstel van
dit verkommerde stadsdeel. Zou de restaura
tie van deze drie pandjes niet iets zijn voor
de Vereniging Hendrick de Keyser, die als
doelstelling het herstel van bijzonder waar
devolle architectuur heeft? Wellicht kan de
Gemeente Amsterdam de drie huizen voor
een symbolisch bedrag aan deze Vereniging
beschikbaar stellen.
JURIDISCHE MOGELIJKHEDEN
VOOR HERSTEL
De vraag moet nu worden gesteld of we de
200 bedreigde huizen nog een reële toekomst
kunnen bieden. De vraag kan ook anders
worden gesteld: kunnen we eigenaren zover
krijgen dat zij hun panden door nieuwe in
vesteringen opnieuw leven inblazen?
Laten we eerst de juridische kant van de zaak
eens bekijken. Kan men de eigenaar ver
plichten het pand te restaureren of op zijn
minst veilig te stellen en te consolideren?
Het antwoord is heel duidelijk. Tot restaura
tie van een monument is een eigenaar nim
mer door de overheid te dwingen, want de
monumentenwet biedt geen titel om eigena
ren hiertoe te verplichten. De monumenten-
De heer Hotke nam eind februari jl. af
scheid van het Ministerie van Welzijn,
Volksgezondheid en Cultuur in zijn func
tie van directeur-generaal voor Culturele
Zaken.
In de Ridderzaal sprak minister Brink
man hem toe waarbij hij o.m. zei dat van
Hotke, wanneer hij eens in de geschied
schrijving wordt vermeld, een 'monu
mentaal' beeld zal worden geschetst: niet
alleen als ambtenaar maar ook als mens.
De ambtenaar die het maximum wilde
halen uit een bureaucratische werkkring
en de mens die op onnavolgbare wijze de
menselijke maat en toon wist te hanteren,
met ook in het buitenland een bijzondere
naam! 'Every inch a gentleman', die een
natuurlijk gevoel voor omgangsvormen
bezit waarvan hij ook precies weet wan
neer ervan te kunnen afwijken, met een
vaak ironiserend effect.
Met zijn uiteraard veel uitvoeriger betoog
over de levensloop van de heer Hotke
droeg de minister dus reeds de bouwste
nen aan voor de geschiedschrijving. Dit
in tegenspraak tot zijn opmerking in de
introductie van zijn toespraak toen hij zei
'geschiedenis is iets wat vaak nooit ge
beurd is en geschreven wordt door ie
mand die er zelf niet bij was'. De heer
wet kent zelfs geen onderhoudsplicht voor
monumenten!
De woningwet biedt wel enig soulaas: indien
een bewoner van een huurwoning in zijn
woongenot wordt beperkt door verwaarlo
zing van het huis door de eigenaar/verhuur
der, dan kan indien hij zich met klachten tot
de Gemeente wendt, de eigenaar door de
gemeentelijke overheid tot onderhoud wor
den verplicht. Desnoods kan de overheid dan
de noodzakelijke werkzaamheden zélf op
kosten van de eigenaar laten uitvoeren.
Het zal wel duidelijk zijn, dat deze door de
woningwet geboden mogelijkheid slechts in
uitzonderingssituaties voor onze bouwvalli
ge monumenten een uitkomst kan bieden en
wel als het monument verhuurde woningen
bevat en huurders zich uit eigener beweging
met klachten over de woonsituatie tot het
gemeentebestuur wenden.
Een ander gebruik van deze wettelijke moge
lijkheid is echter uitgesloten. Zouden we dit
Hotke ontving van minister Brinkman de
onderscheiding van Commandeur van
Oranje Nassau.
De heer Hotke, zelf een trouw Heem
schutlid, die niet schroomde indien nodig
kritiek te leveren op ons tijdschrift, stel
de, in zijn dankwoord, zoals hij dit reeds
bij vele voorgaande gelegenheden deed,
opnieuw vast hoe heilloos de scheiding
van de Natuurbescherming en de Monu
mentenzorg in feite bleek te zijn; een
scheiding die bij de herverdeling van de
departementen in 1983 tot stand kwam.
(Natuurbescherming is nu ondergebracht
bij het Ministerie van Lanbouw en Vis
serij).
Hij waarschuwde ook voor de gevaren
van de vele studiegroepen met bijbeho
rende rapporten. De méns moet centraal
blijven met zijn immateriële belangen.
Zo zijn ook veel kerkrestauraties, vindt
hij, niet alleen nodig voor gelovigen,
maar ook voor het welzijn van velen in
het algemeen.
Terugdenkend aan de periode dat hij di
recteur was van de Rijksdienst voor de
Monumentenzorg, releveerde hij de toe
nemende belangstelling voor bescher
ming van de woonhuismonumenten. Met
de Opmerking dat z.i. de grens vér over
schreden werd door alleen al op de Rijks
lijst 42.000 monumenten te registreren en
dat er vele zouden moeten worden afge
voerd, zonder daarvoor een oplossing aan
te geven, is Heemschut minder gelukkig.
In een voortreffelijk georganiseerd sa
menzijn waren heel velen, die gedurende
bijna 40 jaar met Rob Hotke te maken
hadden in zijn diverse overheidsfuncties,
aanwezig om afscheid van hem te nemen.
P.A. Hengeveld-Brand