28
ste situatie, waar in feite sprake is van een
toch zeer sterk reduceren van de bemoeienis
van de overheid ter aanvang van de wel-
standszorg, de Bond Heemschut niet lijdelijk
kan toezien.
In het januarinummer van 'Heemschut' heeft
u dan ook reeds kunnen lezen, dat uit grote
bezorgdheid over deze ontwikkelingen de
Bond Heemschut een brief heeft doen uit
gaan naar de Bijzondere Kamercommissie-
Deregulering.
KLACHTEN OVER
WELSTANDSTOEZICHT
Ondanks de na een geleidelijke ontwikkeling
tot stand gekomen wettelijke bepalingen ten
aanzien van de welstand kan toch niet in alle
gevallen worden gesproken over een bevre
digende situatie.
Soms is er ontevredenheid bij de aanvrager
van een bouwvergunning; klachten over tijd
verlies en willekeur bij de beoordeling.
In vele gevallen wordt de Zwarte Piet naar
het deskundig college toegespeeld. Het des
kundig college, beter bekend als welstands
commissie of ook nog wel als schoonheids
commissie.
Nu kan het niet worden ontkend, dat er soms
vraagtekens moeten worden geplaatst bij uit
spraken van welstandscommissies, bijvoor
beeld als gevolg van een te detaillistische, of
een te academische benadering van een
bouwplan. Het blijkt ook moeilijk om bij het
beoordelen de 'eigen ontwerper' uit te scha
kelen. Het onderdrukken van het zelf als
ontwerper optreden lukt niet altijd.
Gelet op het geringe aantal beoordelingen
dat ernstige kritiek zou kunnen oproepen
moet echter gesteld worden, dat dergelijke
kritiek niet op z'n plaats is.
Een belangrijke oorzaak van vertragingen
ligt vaak in de presentatie van het te beoorde
len plan. Hetzij doordat onvoldoende gege
vens worden verstrekt, hetzij omdat de kwa
liteit van het plan buitengewoon slecht is.
Meestal gaat dit samen en heeft dit alles te
maken met een 'gelegenheidsontwerper', die
voor weinig geld wel even een krabbeltje
maakt.
Behandeling van dit soort plannen kost one
venredig veel tijd, mede doordat opmerkin
gen en suggesties vanuit de welstandscom
missie soms niet of moeilijk worden begre
pen. Maar juist bij de beoordeling van derge
lijke plannen blijkt het nut van een wel
standscommissie.
Juist hier kan veelal met succes de dreiging
van een ontsporing worden voorkomen! Het
effect daarvan kan overigens alleen worden
aangetoond door al die plannen waarvan de
uitvoering gelukkig kon worden voorkomen,
eens uit de kast te halen. Dit zou zeker een
interessante expositie opleveren!
Uit het bovenstaande mag niet de gevolg
trekking worden gemaakt, dat plannen van
esthetisch deskundige ontwerpers te allen tij
de compleet zijn en van zodanige kwaliteit
dat het plan op zich, maar (vooral) ook in
verband met de omgeving, voldoet aan rede
lijke eisen van welstand.
Dit is zeker niet het geval. Maar rijzen hier
problemen, dan staat de bij de ontwerper,
aanwezige deskundigheid er borg voor, dat
opmerkingen en suggesties vanuit de wel
standscommissie snel worden begrepen en
dat daarop vlot wordt ingespeeld.
In het algemeen is het toch wel zo, dat een
deskundig ontworpen bouwplan, compleet
met alle voor de beoordeling noodzakelijke
gegevens, snel wordt afgedaan. De veel ge
hoorde klacht dat bouwplannen met wille
keur behandeld worden, lijdt een geheel ei
gen leven. Uit eigen ervaring blijkt, dat zo'n
klacht niet 'hard' kan worden gemaakt. Het
doet sommigen blijkbaar goed om te kunnen
stellen, dat plannen van gerenommeerde ar
chitecten blindelings worden goedgekeurd,
of wel de plannen van de heer X altijd afge
keurd. In de praktijk kunnen daarvan echter
geen bewijzen worden aangedragen.
VERBETERING WELSTANDS
TOEZICHT
Met het terzijde stellen van de ongemotiveer
de klachten, staat het overigens voor vele
welstandsadviescolleges wel vast, dat er te
kortkomingen zijn, of juister gezegd, dat er
verbeteringen zouden moeten worden inge
voerd.
Binnen de Federatie Welstandstoezicht - het
overkoepelend orgaan van nagenoeg alle re
gionale en gemeentelijke welstandsinstituten
- (F.W.) is daaraan reeds geruime tijd aan
dacht besteed. In het voorjaar van 1983 werd
door de F.W. het rapport 'Welstandsbeleid'
uitgebracht, waarin concrete voorstellen
worden gedaan.
Voorstellen waarbij het welstandstoezicht als
instrument van welstandsbeleid integraal
wordt opgenomen in het totale ruimtelijke
beleid binnen een gemeente. De welstands
toetsing van bouwwerken zou zich vooral
dienen te richten op het bouwwerk in zijn
omgeving en de te verwachten ontwikkeling
daarvan, waarbij de beschouwing van het
bouwwerk op zichzelf een afgeleide rol
speelt. De lokale omstandigheden en het spe
cifieke ruimtelijke beleid ter plaatse spelen
daarentegen een bepalende rol.
Voorgesteld wordt om per aan te wijzen ge
bieden veranderingen aan te brengen in de
eisen welke met betrekking tot welstand aan
het uiterlijk van bouwwerken mogen worden
gesteld. Met andere woorden, het indelen
van een gemeente in gevoelige-, minder-, en
zelfs ongevoelige gebieden.
De colleges van B. en W. zouden, in de visie
van de F.W., meer vrijheid moeten hebben,
zowel ten aanzien van de aanvragen, alsook
ten aanzien van het volgen van het welstands
advies.
Alle verbeteringsvoorstellen kunnen worden
gevolgd zonder daarbij in conflict te geraken
met de welstandsbepalingen zoals opgeno
men in de Woningwet '62. Sterker nog, deze
wettelijke bepalingen vormen een goede ba
sis voor de zo noodzakelijke zorg van de
kwaliteit van de gebouwde omgeving, een
zorg, welke in het algemeen belang een taak
van de overheid dient te zijn en te blijven.
De standpunten van de F.W. worden, zeker
waar het het handhaven van de artikelen in
de Woningwet betreft, volledig door de
Bond Heemschut onderschreven. Het niet
wettelijke verplichten tot welstandstoetsing
betekent een verlies voor wat betreft het
voorkomen van onherstelbare schade aan de
gebouwde omgeving in het algemeen.
Zeer in het bijzonder "geldt dit m.b.t. de
doelstellingen van de Bond Heemschut.
Waar er bezwaren kleven aan het welstands
toezicht (en dat wordt door niemand ontkend)
betreft het nooit de strekking van de wel
standsbepalingen in de Wet, maar altijd de
wijze waarop deze nader zijn uitgewerkt en
worden toegepast.
Uitvoering van dit plan werd voorkomen!