Bedreiging van DOOR L. DE VISSER*) Het zo vertrouwde beeld. Op de plaats waar men woont is men vertrouwd geraakt met het beeld van de eigen woning en de direkte omgeving. Alles heeft daar zo zijn plaats: het eigen huis; de huizen van de buren ernaast en er tegenover. Men waardeert het beeld van de straat, zonder dat men zich daarbij afvraagt waarom. Men is er aan gewoon geraakt. Eerst wanneer dit beeld wordt verstoord doordat er wordt gesloopt, nieuw gebouwd of verbouwd en het resultaat daarvan afbreuk doet aan het geheel, ervaart men, dat het vertrouwde beeld is geschaad. Machteloos ervaart de particulier dan dat wellicht het belang van de bouwer is gediend, doch het algemeen belang is geschaad. Dergelijke situaties zouden veel vaker ontstaan als niet ter voorkoming daarvan wettelijk was bepaald, dat niet mag worden gebouwd zonder bouwver gunning. Een bouwvergunning die pas wordt verleend wanneer onder meer wordt voldaan aan de gemeentelijke bouwverordening. Deze bouwverordening en de voorschriften welke daarin zijn opgenomen zijn wettelijk verplicht gesteld. De voorschriften behartigen zowel de belangen van de eigenaar en/of gebruiker van het bouwwerk als ook van diegenen, die op enigerlei wijze tengevolge van het bouwen in hun belangen zouden kunnen worden geschaad. Wanneer wij spreken over het voorkómen van schade aan het zo vertrouwde beeld, dan is het goed om te constateren, dat er in de Woningwet voorschriften zijn opgenomen, betreffende het uiterlijk van gebouwen. STUKJE GESCHIEDENIS De behoefte aan regels ter voorkoming van schade aan het stads- of dorpsbeeld wordt reeds eeuwen erkend. Deze behoefte werd niet overal op gelijke wijze gevoeld en de regels welke werden opgesteld waren uitsluitend van kracht bin nen de plaats waarvoor zij waren vastge steld. Bovendien waren zij van plaats tot plaats verschillend. Snuffelend in de geschiedenis komen we ordonnantiën en keuren tegen welke destijds vooral tot doel hadden, dat niet zonder meer mocht worden gesloopt. Werd sloop toegestaan dan gold als belang rijkste voorwaarde, dat opnieuw en binnen bepaalde tijd de vrijgekomen grond weer diende te worden bebouwd. Ook werden kopers van bouwgrond wel ver plicht zich te wenden tot een door het ge meentebestuur aan te wijzen architect. Bij de eeuwwisseling waren in verschillende plaatselijke verordeningen reeds regels opge nomen met betrekking tot het uiterlijk van bouwwerken. In de Woningwet van 1901 zult u echter tevergeefs naar zulke bepalingen zoeken. Het is de Bond Heemschut die reeds kort na de oprichting d.d. 2 februari 1911 initiatie ven ontplooide om - 'te bevorderen, dat nieuw te stichten bouwwerken aan de ei- schen der schoonheid voldoen' -. En toen in 1913 de Noord-Hollandse ge meente Laren een bepaling met betrekking tot het uiterlijk van te bouwen of te verbou wen bouwwerken wenste op te nemen, werd deze bepaling vanwege de Bond Heemschut als volgt geformuleerd: 'Het uiterlijk der gebouwen al dan niet met terreinafscheidingen door muren, hekken o.d., moet zodanig zijn, dat zij noch op zichzelf noch in verband met de omgeving uit een oogpunt van welstand aanstoot geven of kunnen geven'. Het valt hierbij op, dat, waar destijds veelal gesproken werd over schoonheidseisen en schoonheidscommissie, hier het ons thans bekende begrip welstand wordt gebruikt. Tevens valt op, dat reeds bij deze formule ring de directe omgeving werd betrokken. Het begrip - geen aanstoot geven - werd aanvankelijk algemeen gebruikt. Later werd de formulering zodanig verbeterd dat zowel het gebouw op zichzelf als in verband met de omgeving moet voldoen aan redelijke eisen van welstand. In het tweede en derde decennium van deze eeuw werden welstandsbepalingen meer en meer in de bouwverordeningen opgenomen. Veel particulieren hebben, in persoon dan wel in enig verband verenigd, aan de ontwik keling en verbreding van deze bepalingen in belangrijke mate bijgedragen. De Bond Heemschut verdient het hierbij met name te worden vermeld. Als vanzelfsprekend leidde ge geschetste ontwikkeling ertoe, dat de in 1938 ingestelde Staatscommissie-Frederiks, welke tot taak had een nieuwe Woningwet te ontwerpen, met voorstellen kwam, waarbij onder meer werd voorzien in het opnemen van welstandsbepalingen. Voorstellen daartoe waren vervat in het rap port, dat in 1940 door deze commissie werd uitgebracht. Helaas verhinderde het uitbre ken van de oorlog het uitwerken van deze voorstellen. Het is overigens vermeldenswaard, dat de tekst van de toen vastgestelde welstandsbe palingen naar de letter exact gelijk is aan de tekst van de uiteindelijk in de Woningwet 1962 opgenomen bepalingen. Deze vertonen op zich weer een uitgespro ken overeenkomst met de uit het begin van 26 Het zo vertrouwde beeld in de bebouwde omgeving Het zo vertrouwde beeld van het landschap Ing. L. de Visser is directeur van de Intergemeen telijke Dienst Bouwtoezicht West-Brabant en be stuurslid van de landelijke Federatie Welstandstoe zicht. Voorts is hij lid van de provinciale commissie-Bra bant van de Bond Heemschut.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2023 | 1984 | | pagina 6