Studiedi Amsterdams* stadsrand 38 De jonge vereniging AMSTERDAM GROEN wil onder voorzitterschap van H. J. Nipperus bevorderen dat in Amsterdam en omgeving gelegen terreinen, wateren en ob jecten, die waardevol zijn of kunnen worden uit een oogpunt van natuur, milieu, land schap of recreatie, dan wel cultuur-histori sche waarde bezitten, behouden blijven of worden ontwikkeld. Te dien einde organi seerde de Vereniging in oktober 1983 een studiedag 'Stad en Landschap', begrippen die elkaar raken in de Stadsrand. Daarbij werd de vraag gesteld of men met de opzet om wonen en creëren zo dicht mogeljk bij elkaar te brengen is geslaagd, zonder dat de karakteristieke waarden van de stadsrand verloren gingen. Deze kwetsbare stadsrand was het onder werp dat vanuit verschillende invalshoeken bezien, door een aantal inleiders werd be sproken. Voorzitter van de Studiedag was oud-minister van VRO, dr. ir. W. F. Schut. Zo werd de stadsrand bezien vanuit de stad (ir. H. T. Vink) en vanuit het landschap (dr. ir. R. van de Waal). Eerstgenoemde betoogde in één van zijn stel lingen: 'Stedebouwkundige vraagstukken van een stad met uitstralende effecten zoals Amster dam, laten zich niet binnen gemeentegrenzen oplossen. Eerst wanneer een bestuurlijk ka der in groter verband aanwezig is en wanneer de politieke en bestuurlijke wil aanwezig is om eensgezind tot een oplossing te komen, kan vruchtbaar samengewerkt worden aan een conceptie voor Amsterdam en de regio. In die conceptie dienen voor de ontwikkelin gen in de binnenstad, voor de 19de- en de 20de-eeuwse woonwijken, de stadsrandzone en de bebouwde en onbebouwde gebieden in het stadsgewest, samenhangende visies te worden ontwikkeld. Stedebouwkundige kwaliteiten kunnen slechts ontstaan op basis van samenwerking. Niet op basis van tegen stellingen.' De heer Van de Waal noemde voorbeelden waar het Hollandse Landschap moest betalen voor gevolgen van lichtzinnige en vaak de goedkoopste beslissingen en herinnerde aan de uitspraak van zijn Friese collega Tuinstra: (Technisch adviseur van Heemschut): 'Leg zonder dringende noodzaak geen 'massie ven' in ons open land.' Zo heeft de aanleg van de electrische centrale bij Diemen als voordeel dat men kan leren hoe het nooit meer moet. Waar aantasting van het landelijk gebied on vermijdelijk is, dient men zich te bezinnen of de bestaande structuur herkenbaar kan blij ven. Hierbij bestaat het onderscheid tussen een civiel-technische en een cultuur-histori sche benadering: uitgaan van een nieuw te creëren structuur of naar behoefte corrigeren van de bestaande. Een zorgvuldige beleids keuze is nodig. Ook de aspecten van de stadsrand voor de recreatie naast de economische ontwikkelin gen in de stad kwamen aan de orde. Door de laatste inleider, prof. dr. B. Kruijt, werd Amsterdam-Oost: de plek waar het Amsterdam- Rijnkanaal uitkomt in het IJ. Links boven (beginnend bij de brug) de historische Diemerzeedijk, onderdeel van de oorspronkelijke waterkering langs de Zuiderzee. Deze is nog altijd een belangrijk element van het waardevolle polderlandschap. Dergelijke waarden van een stadsrand dienen zorgvuldiger beheerd te worden. Foto: Aerophoto-Schiphol B.V. gewezen op het uiteraard relatief tijdgebon den begrip van de 'Stadsrand', waarbij de stedelijke expansie in de laatste drie decen nia vaak gigantisch is geweest. Ondanks de economische recessie vormt de voortzetting van de ruimteconsumptie een bedreiging voor de Stadsrand. Het streven om te komen tot een stedelijke verdichting van de functies houdt nog niet in dat in de nabije toekomst de stedelijke randzone bui ten schot zal blijven. Te gemakkelijk worden thans in het nieuwe verstedelijkingsbelèid aanspraken op de stadsrandzone voor stadsuitbreiding moge lijk gemaakt. Het ware gewenst een grotere nadruk te leggen op herverdeling van het bestaande stedelijke grondgebruik. Dat ruimtelijke ordening niet altijd uitkomst biedt, omdat immers het gedragspatroon van mensen niet kan worden geregeld, betoogde W. van der Knoop, die tot taak had de grenzen aan de groei te belichten. Enige van zijn stellingen: Bouwen in en aan onze ste den is het planologische redmiddel van van daag. De leegloop van de grote steden moet niet alleen worden stopgezet, maar de grote stad moet weer net als vroeger - voor het jaar des Heren 1960 - inwoners van buitenaf gaan aantrekken. Er moet een nieuw soort overloop gaan plaatsvinden, nu alleen vanuit de kleine gemeente naar de grote stad. Nog steeds trekken ongeveer 30 tot 40.000 gezin nen uit de stad. Men wil in het groen wonen. Dit leidt tot een eenzijdige bevolkingsont wikkeling. Dat probleem wordt noch met de uiteenge legde noch met de compacte stad opgelost. Heeft de grote aandacht voor het bouwen van zoveel mogelijk nieuwe woningen de be langstelling voor de kwaliteit en voor verbe tering van stedebouwkundige structuren niet geleidelijk teruggedrongen? Spreker verwacht overigens niet dat de ver schillende overheden bereid zullen zijn de nieuwbouw in groeikernen elders tegen te gaan als dwangmiddel om de vraag naar Am sterdamse nieuwbouw (dus stadsvernieu wing) te vergroten. Uit de tijdens de studiedag gevoerde dis cussie zijn de volgende aanbevelingen naar voren gekomen: - de stadsrand van Amsterdam te erkennen als waardevol om zijn landschappelijke en recreatieve waarden en zijn natuurwaarde; - een visie te vormen op de verdere ontwik keling van de stadsrand, met oplossingen over beheer en versterking van bedoelde waarden; - alvorens bedoelde visie is gevormd geen ingrijpende beslissingen te nemen die een aantasting van de waarden betekenen. Daarmee wordt voortgebouwd op een passa ge uit de Nota van Toelichting van het Alge meen Uitbreidingsplan van Amsterdam uit 1934, die in het programma van de studiedag was opgenomen: daardoor aan de thans reeds groote en in de toekomst natuurlijk nog toenemende behoefte aan 'natuurschoon' te voldoen op een wijze die bebouwing en open ruimte harmonisch in elkaar zal doen over-

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2023 | 1984 | | pagina 18