Heemschu(
akfie
Eelde (gem. Paterswolde)
Zwolle
16
PLANNEN VOOR AFSCHAFFEN WELSTANDSTOEZICHT
Heemschut schreef aan de Bijzondere
Kamercommissie Deregulering:
Geachte Commissieleden,
Het voornemen van het Kabinet om
1de Woningwet zodanig aan te passen
dat de in de artikelen 3, 4 en 5 van die wet
gegeven verplichting voor de gemeenten
om in de bouwverordening voorschriften
te geven met betrekking tot de welstand
wordt afgeschaft.'
2. de Woningwet zodanig aan te passen
dat de in artikel 85, derde lid, van die wet
gegeven verplichting dat de gemeente
raad een welstandscommissie aanwijst
voor het uitbrengen van adviezen bij de
toepassing van de voorschriften omtrent
de welstand, wordt afgeschaft,
3. de Woningwet zodanig aan te passen
dat daarin wordt bepaald, dat de gemeen
teraad ten behoeve van 'gevoelige' gebie
den een verordening kan vaststellen waar
in welstandseisen worden gegeven en
waaraan een aanvraag om bouwvergun
ning moet worden getoetst om de bezien
of de vergunning al dan niet moet worden
geweigerd, heeft geleid tot grote
bezorgdheid binnen de gelederen van de
Bond Heemschut.
Immers wanneer het van overheidswege
verplichte Welstandstoezicht nagenoeg
geheel komt te vervallen, zal dit beteke
nen dat de zorg voor de kwaliteit van de
gebouwde omgeving ernstig in de knel
komt. Ten aanzien van die zorg zal men
dan slechts afhankelijk zijn van de waar
de die door de ontwerpers van (ver)bouw-
plannen daaraan wordt toegekend. De er
varing uit verleden en heden leert dat men
hiervan maar al te vaak geen al te hoog
gespannen verwachtingen mag koesteren.
Esthetische toetsing van (ver)bouwplan-
nen dient te geschieden, daar de ontwer
per - zelfs al is deze een vakkundige -
toch in de eerste plaats het belang van zijn
opdrachtgever heeft te dienen en vervol
gens de belangen van anderen. Deze toet
sing is daarom zo belangrijk, omdat ca.
60% van het totale bouwvolume gebouwd
wordt door mensen die niet opgeleid zijn
tot het beroep van architect, dit mede als
gevolg van het feit dat ontwerpkosten
veelal beschouwd worden als onkosten,
waarop wel bezuinigd kan worden.
Wanneer genoemde beleidsvoornemens
ongewijzigd tot besluiten zullen leiden
betekent dit een terugzetten van de klok
en een terugkeer naar de situatie van het
begin van deze eeuw. Een situatie waarin
destijds, niet zonder reden, sterk de be
hoefte werd gevoeld aan een hieromtrent
regelende overheid. Het was de Bond
Heemschut die in 1912, één jaar na op
richting, de zorg voor de kwaliteit van de
gebouwde omgeving formuleerde. Een
formulering die in brede kring werd over
genomen. Aanvankelijk in hoofdzaak
door particuliere instituten, later door ge
meentebesturen. De behoefte aan regels
met betrekking tot het Welstandstoezicht,
zoals deze destijds door de Bond Heem
schut werd onderkend, is naar onze over
tuiging nog steeds onverminderd aan
wezig.
In het belang van de gemeenschap dient
van overheidswege een regeling ertoe te
verplichten dat ontwerpen van (ver)-
bouwplannen door neutrale onafhankelij
ke deskundigen worden beoordeeld.
Vooral zal moeten worden voorkomen,
dat het te realiseren bouwobject in zijn
omgeving het ruimtelijke beeld verstoort.
Een en ander in redelijke afweging ten
aanzien van de kwaliteit van de omge
ving.
Dit laatste zou ons inziens kunnen leiden
tot vaststelling van 'gevoelige' gebieden,
evenwel dient het zich daartoe niet te be
perken in de zin zoals thans wordt voor
gesteld. Wij zijn van mening dat, wellicht
met enkele uitzonderingen, er altijd spra
ke zal zijn van zodanige kwaliteiten, dat
uit zorg voor het handhaven daarvan, alle
(ver)bouwplannen esthetisch dienen te
worden getoetst.
Het effect van de zorg inzake beschermde
monumenten en andere cultuur-histori
sche waardevolle ruimtelijke objecten en
structuren, zonder dat wordt toegezien op
de bebouwing in de direkte omgeving
daarvan, wordt ernstig in gevaar ge
bracht. Wij verzoeken u dan ook met
klem al het mogelijke in het werk te stel
len teneinde te voorkomen dat de over
heidszorg voor het behoud van de kwali
teit van de gebouwde omgeving verloren
gaat en dat het Welstandstoezicht in Ne
derland zal worden afgeschaft.
Het voornemen om het welstandstoe
zicht op te heffen zal geen winst opleve
ren, doch, integendeel, slechts tot ver
liezen leiden.
Na kennismaking van de aanvragen om
bouwvergunning voor de bouw van 3 winkel
panden en 2 woningen aan de Hoofdweg te
Eelde, tussen de N.H.-kerk en het oud-ge-
meentehuis, maakte Heemschut daartegen
bij B. en W. bezwaar. De voorgenomen be
bouwing is wel passend in zijn omgeving
wat betreft de vormgeving, maar de voorge
stelde situering achten wij ronduit bevreem
dend omdat die veel te ver achterwaarts is
gedacht, waardoor een plein zou ontstaan.
De dorpsstructuur ter plaatse vraagt echter in
het geheel geen pleinvorming, integendeel,
ter weerszijden van de betreffende delen -
ten zuiden van de genoemde kerk en benoor
den het oud-gemeentehuis - bevinden zich
reeds open ruimten.
Het ligt juist voor de hand met behulp van de
voorgenomen bebouwing de dorpsstructuur,
zoals die ter plaatse tot kort geleden bestond,
te herstellen.
Ook de aanleg van een nieuwe straat naar
een achter de voorgenomen bebouwing ge
projecteerd parkeerterreintje keuren wij af,
reden waarom wij een suggestie deden voor
een andere oplossing voor het parkeren.
Samenvattend stelden wij dat de thans voor
gestelde bebouwing in ernstige mate de
dorpsstructuur en het dorpsbeeld ter plaatse
zal aantasten.
Op ons pleidooi bij B en W van Zwolle voor
een zorgvuldig herstel van het in slechte staat
verkerende sluisje Rademakerszijl ontvingen
wij van dit college een reactie. Allereerst
deelde dit ons mede, dat het niet in zijn
macht ligt in te grijpen in de wellicht minder
gelukkige voornemens van de eigenaresse
van dit sluisje - het waterschap IJsseldelta -,
temeer daar het vooralsnog niet als monu
ment is beschermd.
Niettemin overlegde genoemd college recen
telijk met het dagelijks bestuur van het Wa
terschap over behoud van het sluisje in zijn
huidige vorm, omdat het, mét ons, van me
ning is dat het een alleszins behoudenswaar-
dig object betreft. Hierbij werd gesteld dat in
eerste instantie gekozen dient te worden voor
vervanging van deaangetaste buitensluis
deuren door nieuwe exemplaren, de 'be-
houdsvariant' èn in tweede instantie voor
vervanging door een betonwand met schui
ven, de 'inlaatwerkvariant'.
Ook pleitte B en W van Zwolle er voor de
binnensluisdeuren vooralsnog niet te verwij
deren met het oog op eventuele mogelijkhe
den tot vervanging in financieel betere tij
den. Dit overleg en de daarop volgende be
sluitvorming binnen het waterschap resul
teerden echter in de 'inlaatwerkvariant',
doch met de mogelijkheid van toepassing
van de behoudsvariant indien daarvoor de
benodigde extra-gelden door derden beschik
baar worden gesteld.
Hierdoor wordt principieel thans de verwe-