96
tiende eeuwse vormentaal in de straatverlich
ting.
Weliswaar kost het maken van een nieuwe
paal het nodige geld, maar de nu aangebracht
verlichting in de Alkmaarse hoofdwinkel
straat, waarbij geprobeerd is met moderne
materialen een historische sfeer op te roepen,
kan ook bepaald niet goedkoop geweest zijn.
Bovendien is het voor Alkmaar als Interim-
Saldo-Regeling (I.S.R)-gemeente mogelijk
de kosten van de openbare verlichting in de
oude binnenstad, voorzover dit I.S.R.-ge
bied is voor een belangrijk deel ten laste van
het Rijk te brengen.
ALGEMENE MODELLEN
Vanaf het begin van de twintiger jaren van
deze eeuw verschijnen gietijzeren masten,
die door de handel worden geïntroduceerd en
waarvan het model door iedereen gekocht en
gegoten kan worden. Het zijn de overal in
het land voorkomende Keulse en de Deven
ter paal. Zij zijn dus niet meer streekgebon
den en sluiten qua ornamentiek aan bij de
vernieuwing in de architectonische vormen
tussen 1910 en 1920. De Deventer paal
wordt ook wel Nering-Bögel paal genoemd.
Nering Bögel was een ijzergieterij in Deven
ter, die daarom waarschijnlijk zijn paal De
venter paal noemde. Deventer zelf bezat in
de negentiende eeuw het zogenaamde Haag
se model, terwijl de latere zogenaamde De-
venter-paal niet door deze stad werd aange-
schafd.
Twee steden blijven in de periode tussen
1910 en 1930 nog eigen gietijzeren masten
ontwerpen. Het waren Amsterdam met zijn
zogenaamde Holbeinlantaarn en Den Haag
met zijn Berlage-masten.
Zoals hiervoor al bleek, komt in zeer veel
steden de zogenaamde Haagse paal voor. In
Keulse Paal (vanaf 1910).
foto: Afdeling Monumentenzorg Leiden.
bijna elke oude stad en zeker in de kleinere
steden wordt die paal in het kader van de
stadsvernieuwingsactiviteiten geplaatst. Men
kijke in Harlingen, Wijk bij Duurstede of
Zaltbommel; overal staan ze. Maar niet in
elke stad wordt aan de openbare verlichting
voldoende aandacht besteed. Een stad als
Amersfoort is daar een voorbeeld van. Een
ratjetoe van verlichting treft men daar in de
oude binnenstad aan.
Op een aantal plaatsen in de stad is daar de
Haagse mast met de Ritterlantaarn te vinden,
waarbij het bovenstuk van de paal met lad
dersteuntje soms ontbreekt. Waarschijnlijk
heeft echter ook Amersfoort zijn eigen paal
gekend en misschien is na enig speurwerk
nog wel de eigen armatuur te ontdekken.
Aan veel goede en verschillende armaturen
ontbreekt het daar gelukkig niet.
Soms worden de palen uit het begin van deze
eeuw, zoals de Deventer en de Keulse paal
naar de binnenstad verplaatst. Zo heeft
Zwollei al haar Deventer palen, gegoten bij
de plaatselijke ijzergieterij J. Wispelwei
Co., bij elkaar op de markt geplaatst en ver
der in de oude stad de Haagse paal neerge
zet. Alkmaar brengt de Keulse paal naar de
binnenstad toe, wanneer er niet voldoende
eigen authentieke palen over zijn.
In Groningen is de eigen negentiende eeuwse
paal geheel verdwenen. De mal is weg en nu
wordt daar voornamelijk de Haagse paal ge
plaatst.' Uniek voor Nederland is de situatie
op het i Martinikerkhof. Daar is het gaslicht
hersteld en wel in lantaarns op Nering Bögel
palen.
Wie wil weten of zijn stad in de vorige eeuw
een eigen model lantaarnpaal heeft gehad,
loopt een redelijke kans die in Apeldoorn te
ontdekken. Daar is de VEGIN, de Vereni
ging van exploitanten van gasbedrijven in
Nederland gevestigd. Toen deze vereniging
in 1979 50 jaar bestond heeft zij van de
deelnemende gasbedrijven een exemplaar
van hun negentiende eeuwse gietijzeren mas
ten gekregen. Zij staan nu op het overigens
niet openbare parkeerterrein van deze instel
ling opgesteld. Sinds medio 1982 branden de
lantaarns daar op aardgas.
AANBEVELINGEN
i
De lantaarnpaal maakt deel uit van ons
straatmeübilair. Hoe belangrijk het straat-
meubilair voor een leefbare omgeving kan
zijn, töont het boek 'Straatmeübilair' van
Nico yerhoeven en Ir. D. C. H. Slebos
aanl3). Het werd uitgegeven in 1965, gerui
me tijd vóór de periode van de daadwerkelij
ke uitvoering van de stadsvernieuwing. Aan
het straatmeübilair wordt in het kader van de
stadsvernieuwing lang niet altijd voldoende
aandacht besteed, terwijl dat zeker in een
historische omgeving van groot belang is.
Bij het plaatsen van straatmeübilair heeft
men enerzijds rekening te houden met de al
aanwezige sfeer in de betreffende omgeving,
anderzijds kan het deze sfeer mede gaan be
palen,! in stand houden, dan wel verbeteren.
In het zojuist genoemde boek worden de
lantaarnpalen onder de 'stille werkers' ge
rangschikt.
Slechts de lichtbron is, zo stelt men, van
essentieel belang. Deze stille werkers treden
in actie, zodra het donker wordt. Overdag
zouden zij als het ware uit het straatbeeld
kunnen verdwijnen. Het boek constateert,
dat dit vroeger kennelijk anders was. Toen
vormde de (gas) lantaarnpaal nbg een deco
ratief element in het straatbeeld. Dat decora
tieve element van de negentiende eeuwse
lantaarnpaal kan zeker een bijdrage leveren
tot een kwalitatieve verbetering van de ge
bouwde omgeving, iets wat immers bij het
stadsvernieuwingsproces wordt beoogd. Bij
het herstel van de oude historische binnen
steden vormt het behoud/herstel van de eigen
karakteristiek bijna altijd één van de belang
rijkste doelstellingen. Juist de negentiende-
eeuwse lantaarnpaal kan bij het handhaven
dan wel het opnieuw plaatsen daarvan deze
doelstelling meer verwezenlijken, omdat na
genoeg elke stad zijn eigen model mast
kende.
De stad, zoals die tot ons komt, is de neer
slag van wat cultuurperioden hebben voort
gebracht en voortbrengen. Ook technologi
sche ontwikkelingen vinden daar hun weer
spiegeling. Het is daarom een goede zaak,
dat ook de ontwikkeling van de straatverlich
ting van gas naar electriciteit in de daarbij
behorende vormgeving zichtbaar blijft. In
het onderzoek, dat in Leiden in het kader van
het opstellen van het structuurplan voor de
binnenstad werd gehouden naar de bele
vingswaarde van de stad bleek, dat juist die
situaties door de bezoekers van de stad hoog
gewaardeerd werden, waar de wordingsge
schiedenis of de ontwikkeling van de stad
zichtbaar was.
Al deze redenen vormen een meer dan vol
doende rechtvaardiging om de eigen negen-
Zgn. Deventer of Nering-Bögel-paal (vanaf 1920).
foto: Afdeling Monumentenzorg Leiden.