Negentiende-
eeuwse gietijzeren
lantaarnpalen
92
DOOR W. H. N. EGGENKAMP*
'Inmiddels heeft de nostalgie de openbare verlichting niet onberoerd gelaten en is deze er de
oorzaak van dat de destijds verdwenen gaslantaarnpalen thans weer terugkeren in de
oorspronkelijke vorm, echter voorzien van een electrische verlichting met een natriumlamp.
Aldus een zinsnede op blz. 92 van het eind
1982 verschenen gedenkboekje ter gelegen
heid van 75 jaar electriciteit in de Leidse
regio.
Het citaat geeft aan, dat de oude gietijzeren
lantaarnpaal weer in de belangstelling is ge
komen, maar lang niet overal zoals hierna
zal blijken.
Er zijn trouwens meer redenen dan alleen
nostalgie, die rechtvaardigen, dat aan deze
vorm van lantaarnpalen grotere aandacht
wordt besteed.
Die aandacht is in ons land nogal mager in
vergelijking met landen als Engeland en
Duitsland. In die landen heeft de gas- en
electriciteitsverlichting in de vorige eeuw
meteen al zeer snel een hoge vlucht geno
men. Nog steeds worden delen van Londen
en Berlijn, naast de electrische verlichting,
beschenen met gaslicht in koperen lantaarns
op gietijzeren palen. Wie in deze zaken gein-
teresseerd is moet in Londen maar eens gaan
kijken naar de verlichting rond de Westmin-
Mr. W. M. N. Eggenkamp is Plaatsvervangend
Hoofd van de directie Stadsvernieuwing, Leiden.
ster Abbey, de Parliament Houses of in het
Kensington-/Hydepark.
In Berlijn is één van de grootste parken,
Tiergarten, met gas verlicht op gietijzeren
palen, die afkomstig zijn uit voornamelijk
Duitse en Engelse steden. Maar ook Neder
land is er met twee soorten palen vertegen
woordigd! In 1978 werd er een Leidse paal
naar toé gebracht. Een jaar later volgde ter
gelegenheid van 300 jaar openbare verlich
ting in Berlijn de zgn. Haagse paal.
GESCHIEDENIS VAN DE OPENBARE
STRAATVERLICHTING
In haariboek 'Het oude licht'2' gaat Antoinet
van de Linde uitgebreid in op de ontwikke
ling van de openbare straatverlichting. Tot in
de zeventiende eeuw was het daar niet best
mee gesteld. Van Amsterdam is bekend, dat
daar in 1544 van stadswege de eerst bekende
kaarsltintaarn werd ontstoken op de Zeedijk
bij de Molensteeg. Maar openbare verlich
ting kwam ook in de tijd daarna nog nauwe
lijks voor. Vaak werden inwoners van een
stad gedwongen 's avonds voor hun huis een
kaarslantaarn te laten branden.
De Amsterdammer Jan van der Heyden be
dacht rond 1650 een nieuw soort lamp en
lantaarn. De kaars werd vervangen door
raap olie, dat door windmolens uit koolzaad
werd geslagen. De lamp was zo geconstru
eerd, dat de olie niet kon overlopen als de
temperatuur in de lantaarn steeg. Amsterdam
maakte snel van zijn uitvinding gebruik en in
1669 was de stad met de Jan van der Hey-
den-palen redelijk verlicht. Het waren vier
kante houten palen, met een olielamp erop in
een glazen doosje. Van deze palen is er geen
enkele overgebleven.
In Orvelte en bij het slot Zeist zijn imitatie
Jan van der Heyden-palen neergezet.
In het begin van de negentiende eeuw komt
de gasverlichting op. Freiberg in Saksen is in
1811 de eerste stad met openbare gasverlich
ting. Londen volgde een jaar later. Parijs
kwam in 1819 aan de beurt en Berlijn in
1826. In Amsterdam duurde het tot 1849,
voordat de binnenstad geheel met gas was
verlicht.
Aanvankelijk verzorgde particuliere bedrij
ven de openbare gasverlichting, maar in de
loop van de negentiende eeuw nemen de
steden zelf via een eigen gasbedrijf het heft
in handen.
In Amsterdam verzorgden pariculiere bedrij
ven tot 1887 de openbare gasverlichting. Pas
daarna deed de gemeente het zelf.3'
In Den Haag was de openbare gasverlichting
van 1844 tot 1874 in particuliere handen en
nam het gemeentelijk gasbedrijf deze in
1876 over.4'
Een stad als Leiden kende al heel vroeg een
eigen gemeentelijk gasbedrijf. Het werd in
1848 opgericht. Particulieren kwamen er
daar niet aan te pas. Ten behoeve van de
nieuwe openbare gasverlichting verschenen
nieuwe lantaarnpalen, en wel van gegoten
ijzer. Het houten tijdperk was voorbij. De
Eerste enige model Leidse paal (1848 tot 1880)
die nog in het St. Janshofje staat.
Oudste model Amsterdamse paal (tot 1867).
Deze lijkt zeer veel op de Goudse paal (Foto:
Gemeentearchief Amsterdam).
Goudse paal
foto: W. Eggenkamp
Deze drie exemplaren en de Alkmaarse en Haagse op de volgende blz. afgebeeld zijn voorbeelden van lantaarns uit de eerste periode (±1840 - 1860). De
Leidse en Amsterdamse paal zijn voorbeelden van de allereerste, sobere vormgeving. De andere drie palen zijn voorbeelden van typen uit de overgangsperiode
naar die van rond 1880 en al meer versierd.