87
Luchtenburch, Prinsegracht nr. 5, en voorde
pandjes aan het Boterstraatje. De eigenaar
van die panden zag geen mogelijkheden
meer tot herstel en verkocht in 1972 zijn
bezittingen voor 250.000 aan de ge
meente.
Op zich genomen heeft de organisatie en
planvoorbereiding van dit grote werk weinig
tijd in beslag genomen. In 1974-75 vond het
eerste overleg tussen de gemeente Den
Haag, het Ministerie van Volkshuisvesting
en de Rijksgebouwen dienst plaats. Wij
citeren:
'De besprekingen tussen de bewindslieden
van rijk en gemeente leidden tot een gecom
bineerde opzet. Voor de som van één gulden
- die naar verluidt nooit betaald werd - kocht
het rijk de Boterwaag om daar repetitieruim
ten tot stand te brengen voor studenten aan
het Koninklijk Conservatorium voor Mu-
Opname van het huis Luchtenburch uit 1968, op
grond waarvan de versierende gevelbekroning
werd gereconstrueerd. Foto: Rijksdienst voor de
Monumentenzorg, Zeist.
ziek. De hal met de galerijen, de oorspronke
lijke waagruimte, zou een open stedelijke
functie krijgen, bij voorbeeld boekenstalle
tjes en postzegelmarkt. Voor de overige pan
den, die in gemeentelijk bezit bleven, kwa
men verwante bestemmingen ter sprake. De
eerste ontwerpen beoogden het huis Luch
tenburch en de pandjes aan het Boterstraatje
in te richten tot woonkamers of studio's voor
conservatoriumstudenten. 'Een tamelijk am
bitieus plan', vond de Haagsche Courant van
27 oktober 1975. Het was echter het Europe
se Monumentenjaar M-75 dat in die dagen te
Amsterdam werd afgesloten met een interna
tionaal congres en een stimulerend effect had
op het bestuurlijk enthousiasme om de zaken
flink aan te pakken. Voor het Stukken Boter-
huis werd het voorstel gedaan om daar een
gemeentelijk monumentenbureau te vesti
gen, gecombineerd met de zetels van ver
schillende particuliere verenigingen op het
gebied van stadsschoon en geschiedenis.'
In de jaren '76 en '77, zo blijkt uit verschil
lende krantenartikelen, waaronder er één met
de kop 'De martelgang van een Haags monu
ment - verloederende steen des aanstoots
bederft stadsgezicht', dat de planvorming
toch niet al te voorspoedig verloopt. Maar
eind '77 zijn er andere oplossingen gevonden
en gaat de gemeentelijke Dienst Volkshuis
vesting plannen uitwerken voor één- en
tweepersoonshuishoudens in het kader van
de HAT-regeling. Noch het Koninklijk Con
servatorium, noch het Gemeentelijk Bureau
Monumentenzorg had nl. meer behoefte aan
huisvesting ter plekke en dus moesten voor
het Boterwaaggebouw zelf een andere be
stemming worden gezocht.
Het Rijk droeg het gebouw weer vlot aan de
Gemeente over en het gehele gebouwencom
plex werd voor wooneenheden bestemd.
Tekenend voor de verschillende uitgangs
punten van een restauratiearchitect en van
een Dienst Volkshuisvesting was, dat de eer
ste - uitgaande van het historische gebouwen
en hun ruimtelijke kwaliteit - niet verder
kwam dan 48 woningen, terwijl laatstge
noemde Dienst de mogelijkheid zag om 110
appartementjes tot stand te brengen!
Nieuw overleg was nodig, waarbij van de
dienst meer aandacht voor de eisen van het
monument en van de architect meer begrip
voor de financiële haalbaarheid werd ge
vraagd.
Dit overleg leidde tot een definitief plan voor
71 wooneenheden van verschillend formaat.
Op ambtelijk niveau werden de vele wegen
bewandeld die het vaderlandse subsidieland
toen nog rijk was. Daarvoor moesten de tota
le stichtingskosten worden gesplitst in de
'zuivere restauratiekosten' van het monu
ment en de verbouwingskosten om het ge
bouw voor de beoogde bewoning geschikt te
maken. Voor het monumentale deel moest
de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in
Zeist, het plan goedkeuren. Op grond van
het toegekende subsidiebedrag voor het mo
numentenherstel kon ook de gemeenteraad in
maart 1980 besluiten om een bijdrage te ver
lenen die via de - inmiddels afgeschafte -
verfijningsregeling uit het Gemeentefonds
werd vergoed. Bovendien is het gebruikelijk
Boterwaag nr. 8 Klein of Stukken Boterhuis