99 pervlakte het grootste gebouw in de buurt, (120 m. gevellengte) op tafel kwam. Af braak van St. Jacob dat een heel bouwblok beslaat zou gezien de gave stedebouwkundi- ge context waarvan het een onderdeel vormt, de waarde van de Plantage als geheel sterk aantasten en een onttakelingsproces van de buurt in gang kunnen zetten. Op het karakter van de Plantage en het belang van St. Jacob voor de Plantage willen we hierna ingaan. Indien voor het behoud van een architectoni sche en stedebouwkundige gave wijk zoals de Plantage geen adequate bescherming be staat, moet het thans de plicht van de betrok kenen, waaronder de gemeente, geacht wor den, het belang van zo'n wijk te onderken nen en te verdedigen. Een behoorlijke architectonische, bouwtech nische, kunsthistorische en planologische GEMEENTELIJKE MONUMENTENZORG Het lokaal monumentenbelang werd door de Amsterdamse monumentencommissie in het 'voorstel commissie Dooyes monumenten in de Plantage' aangegeven. Deze inventarisa tie uit 1980 die een groot aantal panden voor stelde werd in de vorm van een publicatie met foto's naar buiten gebracht en kreeg zo doende ruime verspreidingsmogelijkheden, ook op buurtniveau. In zijn reactie hierop schreef Heemschut indertijd 'Een belangrijk aspect van zo'n buurtgebonden publicatie is de mogelijkheid het monumentenbeleid dichter bij de direct betrokkenen te brengen, hetgeen toch een van de wezenlijke doelstel lingen van monumentenzorg in het algemeen geacht moet worden'. Tot nu toe is deze kennis is daarvoor een eerste vereiste. In het geval van de Plantage (en het gebouw St. Jacob) werd deze kennis van verschillende zijden, waaronder de gemeente, het comité tot behoud van St. Jacob, het betreffende wijkcentrum en onze Bond, ingebracht. Het laat zich nu aanzien dat de inzet van alle betrokkenen ten aanzien van het behoud van het gebouw van St. Jacob vruchten gaat af werpen. De begeleiding van dit proces door de wethouder van Ruimtelijke Ordening, de heer M. van der Vlis, is overigens een on misbare schakel geweest in deze positieve ontwikkelingen. Van de mogelijke beschermingsmaatregelen is de meest voor de hand liggende de be scherming door het Rijk via de werking van de monumentenwet, door middel van indivi duele bescherming van panden of via een beschermd stadsgezicht voor (een gedeelte van) een wijk. De Bond Heemschut is van mening dat voor de Plantage die laatste maatregel het meest geëigend is, hoewel er kend moet worden dat de procedure tot aan wijzing en bescherming verre van eenvoudig is en lange tijd neemt. De Plantage ligt ver der weliswaar in een van de drie proefgebie den voor inventarisatie van 19de-eeuwse monumenten, maar ook een gebouw van evi dent belang heeft daarmee nog geen daad werkelijke bescherming van rijkswege ge kregen. Plantage Parklaan. Tegen het einde van de 19de eeuw gaat het strengere classicisme plaats maken voor een vrijere vorm. Horizontale elementen als basement en kroonlijst worden minder sprekend, terwijl de verticale elementen meer accent krijgen. Effecten door afwisseling van kleur en textuur in de gevel worden meer gewaardeerd dan de rust en harmonie uit de voorafgaande periode. inventarisatie echter niet gevolgd door opna me van de voorgestelde panden, waaronder St. Jacob, op de gemeentelijke monumenten lijst. Ook een bestemmingsplan met conserverend karakter kan echter wel bescherming waar borgen. Weliswaar beoogt zo'n bestem mingsplan niet de handhaving van de indivi duele gebouwen maar wel van het totaal beeld van de bebouwing. Voldoende strin gente vastlegging daarvan maakt nieuwbouw vaak tot een onaantrekkelijk alternatief ten opzichte van behoud van het bestaande. Voor de Plantage lag zo'n conserverend be stemmingsplan in mei jl. ter visie. Overigens noopten de o.i. te ruime vrijstellingsmoge lijkheden in dat bestemmingsplan de Bond Heemschut toch tot het indienen van een bezwaarschrift. NEO-CLASSICISTISCHE BEBOUWING Heemschut karakteriseerde bij verschillende gelegenheden het belang van de bebouwing in deze wijk aldus: De witte gestucte huizen uit de periode 1860-1875 die op de Plantage het sterkst een stempel drukken, zouden wel eens als het meest kenmerkende monumen tentype uit de 19de eeuw beschouwd kunnen gaan worden. Het harmonische aanzien van de buurt is het gevolg van het feit dat een groot deel van de bebouwing uit dezelfde tijd dateert en zodoende een homogeniteit vormt. Om een aantal redenen, waarop hier kort wordt ingegaan, ligt voor 19de-eeuwse wij ken met een neo-classicistisch karakter de beschermenswaardigheid in dit homogene karakter, dat een afspiegeling is van het den ken en handelen uit die tijd. Valt er in de voorafgaande periode te constateren dat er weliswaar geen negatieve houding bestaat tegenover het snel vol bouwen van een groot gebied met een gelijkvormig soort huizen die daardoor ook dezelfde stijlkenmerken zullen dragen, de praktische uitvoeringsmogelijk heden lieten van zo'n aanpak meestal niet veel over. Eerst omstreeks 1850 als Neder land weer opgaat 'in de vaart der volkeren' komen grotere bouwstromen op gang, een nog grotere bouwproductie komt na 1875 tot stand, maar deze is van geheel andere aard en kwaliteit. Omstreeks het midden van de eeuw wensen de gegoede burgers, na de verarming als gevolg van de Napoleontische tijd, de verbe tering van hun financiële positie ook tot ui ting te brengen in een nieuwe woonstijl, die zowel in het uiterlijk als de indeling van de woning, maar met name in de situering op nieuwe locaties afweek van het tot dan ge bruikelijke. Aan dat laatste zal de achteruit gang van het woonklimaat in grote delen van de steeds dichter bevolkte binnenstad wel niet vreemd geweest zijn. Een nieuw type woning ontstond met burgerlijk deftig uiter lijk: het neo-classicistische woonhuis. In principe was de vorm van zo'n huis onder geschikt aan de vormgeving van de huizen rij. Het neo-classicistische vormenapparaat, met name de rechte kroonlijst, was dan ook niet zo geschikt om op een woonhuis als afzonderlijke eenheid toegepast te worden. 'Voor eerst bestaat het leven eener lijst in hare lengte; een korte lijst is geen lijst' merk te Alberdingk Thijm terecht op. Dit was wel een grote nieuwlichterij, want de aanzet werd gegeven voor de vormgeving van een heel woningcomplex als architectenopgave. Voorbeelden daarvoor waren in het buiten land reeds aanwezig, met name in Engeland waar reeds een lange ervaring bestond met het bouwen van woningcomplexen als terraces en crescents. De Franse en Belgi sche invloeden op deze architectuur betref fen waarschijnlijk meer de versierende vormgeving van het individuele huis. Overi gens zijn deze woonhuizen wel (neoclassi cistisch in hun vormentaal, maar basisprinci pes van het classicisme zoals de toepassing van een moduul voor het ontwerpen van een harmonische compositie van de gevel lijken niet toegepast. Bij de bestuderingen van eni ge geveltekeningen blijkt dat de diverse ver houdingen van elementaire onderdelen dui delijke verschillen vertonen. Vanzelfsprekend zijn ook materiële factoren

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1982 | | pagina 21