90 kers', de goten breed 9 en diep 3 duimen en aan weerszijden met een platte klinker op zijn kant, 'reysende de straat in de midden 4 duimen tonnerond'. Wat we hierboven lezen, zien we op ver schillende plaatsen toegepast: de straat van keien met in het midden een smalle strook van klinkers. Ongetwijfeld was deze bestra- tingswijze een verbetering van de alleen met keitjes geplaveide straat. De 'loper' van klin kers diende dan voornamelijk tot gerief van de paarden, die gemakkelijk over de hobbeli ge keien struikelden. Niet zonder reden ken nen we de smalle klinkerstrook in zandwe gen onder de naam 'paardeklinkers'. Merkwaardig genoeg komen we ook het om gekeerde tegen: de klinkerweg met in het midden een strook uit keien. Kennelijk lag het er maar net aan, wat men wilde sparen: de hoeven van de dieren of de ijzeren banden van de wagen wielen. In de bredere straten en op de pleinen zien we vaak weer een ander verschijnsel. Daar wordt dan een min of meer brede strook van klinkers of gehakte keien aangelegd, die dan als 'rijbaan' dient, terwijl de overblijvende ruimte, te gebruiken voor het 'parkeren' van de wagens en om uit te wijken, met een ander materiaal bestraat wordt. Men ziet dus, dat de keuze van verschillende stoepen uit helderwitte steentjes met figuren van zwarte steentjes, dat alles gevat in een gemetselde rollaag van klinkers Een stoep in Elburg, kompleet met stoeppaal en schampsteen. Foto: P. van Galen, Rijksdienst v.d. Monumentenzorg soorten stenen naast elkaar in vroeger dagen geenszins willekeurig was, maar dat het as- pekten als verkeersgeleiding, belastbaarheid en waarschijnlijk ook duurte en beschikbaar heid van sommige materialen waren, die het (ongewilde) dekoratieve uiterlijk van oude bestratingen bepaalden. STOEPEN EN STEENTJES Aangezien de stoepen privé-terrein waren, kon zich een grote verscheidenheid aan vor men en technieken ontwikkelen. Toch ziet men een vaak plaats- of streekgebonden tra ditie ontstaan. In Elburg komen veelvuldig geometrische patronen als randversiering langs een gevel Sierstoep uit donkere en lichte veidkeitjes in Stevensweert. Foto: Anita Pantus Wanneer dat dekoratieve element wel be wust gewild is, beperkt het zich hoofdzake lijk tot de stoepen en de pleinen. Vooral in die streken waar men de beschikking had over kleine keitjes in verschillende kleuren bood zich de mogelijkheid aan daarmee figu ren te vormen. stoepen voor uit helderwitte steentjes met figuren van zwarte steentjes, dat alles gevat in een gemetselde rollaag van klinkers. Vaak zijn de zwarte versieringen geometrisch, zo als sterren, achthoeken of ruiten, soms ech ter zijn het symbolen, een levensboom tus sen twee zwanen, of aanduidingen van de naam of het beroep van de bewoners, een vis voor een vishandelaar, een schaar voor een kapper. In Thorn en Stevensweert vindt men voorna melijk geometrische patronen als randversie ring langs een gevel of, bescheidener, slechts bij wijze van 'deurmatje'. Wie goed om zich heen kijkt, zal ook in andere plaat sen dergelijke oude of minder oude versie ringen aantreffen. Het zijn echter juist de pleinen, die zich bij uitstek lenen voor een dekoratieve bestra ting. Nu heeft het de Nederlander te allen tijde ontbroken aan de zin voor plein-con ceptie. Pleinen waren voor hem altijd meer toevallig ontstane gebruiksruimten ten be hoeve van de handel, dan met visie aange legde architektonische omlijstingen van maatschappelijk belangrijke gebeurtenissen, zoals we die uit Italië kennen. Dat is waarschijnlijk de reden, dat de Neder landse pleinen nauwelijks oude sierbestratin gen kennen. De windroos op de Markt van Geertruidenberg is waarschijnlijk al wat ou der, maar de bekende adelaar, de ruiten, cirkels en banden op de Wijngaard in Thorn zijn van na de oorlog. Voor het gemeente huis van Wessern ligt een opmerkelijk wa pen, samengesteld uit een grote hoeveelheid kleurige keitjes, terwijl men in Stevensweert de plattegrond van de voormalige vesting in het klein weergaf. Een bekende, maar ook moderne werkwijze is het in het plaveisel zichtbaar maken van onder de grond aange troffen fundamenten. Zo dienden in Utrecht op het Janskerkhof de sporen van de romaan- se westbouw van de Janskerk tot uitgangs punt voor een zowel informatief als dekora- tief plaveisel. Zijn al deze kunstgrepen ter verfraaiing van pleinen niet erg oud, één methode reikt

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1982 | | pagina 12