Van klinkers, keien en kasseien Bladerend in oude fotoboeken over dorpen en steden valt het plotseling, als een onver wacht en verrassend aspekt op: de weldadige leegheid van het straatbeeld. Voor mij ligt een opname uit het jaar 1876 van de Grote Markt te Nijmegen. Poserende mensen, nog tot op grote afstand, behoren steevast tot het beeld, dat we van vrijwel iedere plaats uit de beginjaren van de foto grafie krijgen. Ze vormen zowat de enige aankleding van het plein. Juist daardoor valt in het oog, dat de zomerse zondagmiddag-- sfeer, die de oude plaat uitstraalt, voor een niet onbelangrijk deel bepaald wordt door de bestrating: een onregelmatig, maar alles één makend plaveisel van klinkers en kinder hoofdjes. Aandacht te besteden aan het plaveisel van de straat is misschien wel even belangrijk als aan de huizen, die eraan grenzen. Ze bepalen namelijk beide de belevingswaarde van de straat. De laatste nadrukkelijk, met de char me,deftigheid of pronk van hun gevels, het eerste echter op zo een onopvallende en te rughoudende wijze, dat de voetganger zich nauwelijks bewust van diens invloed zal zijn. Door het oprukkend autoblik ontgaat tegenwoordig veel mensen, dat de ruimtelij ke werking van plein of straat door een goed gekozen plaveisel aanzienlijk verbeterd kan worden. Vroeger moet het zelfs voor grote geesten niet te min zijn geweest om zich met een in de weldadige leegheid van het straatbeeld Grote Markt te Nijmegen 1876 Foto: Gemeentearchief Nijmegen onze oren triviaal klinkend onderwerp als 'straatstenen' bezig te houden. Van Dante is bekend, dat hij in 1301 door een burgerko- mitee gekozen werd om de Via Procolo (nu Via Pandolfini) in Florence te verbreden en plaveien. Schrader, een Duits scholasticus uit de zes tiende eeuw, noemde diezelfde stad 'civitas elegans, florens, potens' en als bijzonder heid 'silice quadrata strata', geplaveid met DE GEPLAVEIDE LOOPWEG vierkante hardsteen. Daarmee is meteen de herkomst van ons woord 'straat' verklaard: lat. via strata, ned. 'geplavèide weg'. Stendhal (1783-1842), eerder bekend om zijn gevoeligheid voor vrduwen en muziek, blijkt juist uitermate geïriteresseerd in straat stenen, want hij laaFons een uitvoerige be schrijving van het plaveisel iri Milaan na. Hierdoor krijgen we inzicht in het kennelijk voor zijmtijd geavanceerde systeem van be strating^ In'Milaan begint de konstruktie van een straat met het graven van een centrale, vier voet diepe sleuf voor de pijpen, die het re genwater van de aangrenzende huizen afvoe ren. Over deze rioleringsbuizen heen worden vier stroken van graniet gelegd en drie van straatkeien op de volgende manier: ooo R 000 R 000 Men krijgt aldus twee voetgangerspassages langs de huizen, elk drie voet breed plus twee stroken, die in een glad oppervlak voor zien voor de wielen der koetsen. De rest van het straatoppervlak is geplaveid met kleine kiezelstenen. Oihdat voertuigen nooit van de granieten plaveisels RR afraken en voetgan gers op hun eigen strook blijven, komen on gelukken zelden voor. De doelmatige inrichting van een straat in rijstroken en trottoirs is voor ons heel van- Een toevallige samenloop van omstandigheden: kinderhoofdjes, veldkeien en klinkers. Een moderne herbestrating met traditionele materialen in Kalkar. Foto: W. J. Pantus zelfsprekend, maar voor/'die tijd was het blijkbaar een noviteit. Goethe, tenslotte, neemt ons mee terug naar eigen land, wanneer hij in zijn 'Italienische Reise' (1786) opmerkt, dat het perfekte Ve- netiaanse plaveisel is 'ontworpen voor rein heid als'éen Hollandse stad'. Zowel van het een als van het ander is nu, na twee eeuwen, weinig meer over, Het is niet verwonderlijk, dat de berichten over fraai en doelmatig plaveisel allemaal uit Italië komen. Italië is immers de bakermat van het terrazzo-werk. En de omstandigheid, dat het woord (Ir) pavimento zowel voor de huisvloer als voor het plaveisel op straat ge bruikt wordt, zegt voldoende over de instel ling, Waarmee men in Italië gestalte geeft aan een straatoppervlak. Het waren hun vroege voorouders, de Ro meinen, die voor het eerst in Europa wegen, zowel binnen als buiten de woonplaatsen, op grote schaal van een verharding voorzagen.' Door opgravingen in Pompeii kunnen we ons een beeld verschaffen van de straat in een Romeinse stad. De straten, drie tot tien me ter breed, kenden de vertrouwde driedeling. In het midden de licht gebolde rijweg met een plaveisel van grote, platte stukken lava steen. Aan de zijkanten trottoirbanden uit blokken lava- of tufsteen, terwijl het trottoir door dè~ aan wonenden zelf belegd werd met tegels, marmerplaten, stenen en dergelijke. .Opmerkelijk zijn de hoge stapstenen, die -het, bij wijze van zebra, de voetganger mo gelijk maken met droge en vooral schone voeten de overkant van de straat te bereiken. De stenen zijn zo geplaatst, dat de wielen van de wagens op straat ongehinderd ertus sendoor kunnen rijden. Die Romeinse stadsstraat blijft, met haar ge scheiden voorzieningen voor voetgangers en wagens, geregelde waterafvoer en stenen Verhardingen, nog eeuwenlang het ideaal van vele stadsbestuurders. 'VAN GRIND NAAR STEEN' In ons land zoekt men tevergeefs naar oude Romeinse plaveisels. Op grond van opgra vingsresultaten mag men aannemen, dat de weg in de Romeinse tijd, zowel binnen als buiten de 'steden' hooguit met grind verhard zal zijn geweest. Daarmee is dan meteen het straatbeeld voor vele eeuwen vastgelegd, want nog tot in onze eeuw waren de meeste buitenwegen 'begrindt'. Grind zal waar schijnlijk ook tot diep in de middeleeuwen de enige verharding zijn geweest van de stra ten, stegen en pleinen binnen de stad, waar toe ik mij in het vervolg wil beperken. Wanneer men ertoe is overgegaan voor het eerst straten met steen te plaveien en hoe dat gebeurde, is niet bekend. Tot nog toe heeft men zich ook nooit ernstig beziggehouden met onderzoek naar oude straatplaveisels in Nederland. Het is daarom erg moeilijk een beeld te krij gen van bestratingen door alle tijden heen. Uit archivalia wordt duidelijk, dat de eerste plaveisels in Nederlandse steden gelegd.wor- den in de veertiende eeuw. In Utrecht wordt

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1982 | | pagina 10