Onze grote
kerken: beheren
en exploiteren!
lnveA?£rteg^eid
^gfjebdjdige
daJdJcracht
40
De Vereniging van Beheerders van Monumentale kerkgebouwen in Nederland is jong.
Ojficieel telt ze vier levensmaanden, een fractie met betrekking tot de eeuwen, die de
monumentale bouwwerken - inzonderheid kerken - ademen. Zij richt zich tot eigenaren en
beheerders van monumentale kerkgebouwen en andere, bij het kerkbeheer betrokken instel
lingen. Haar voorzitter is de - eveneens jonge - mr. Gerard van Hasselt, in Groningen, met
wie wij spraken over heden en toekomst van de prille vereniging, aan wier totstandkoming
overigens een embryonaal verleden ten grondslag ligt.
Wat zou de taak kunnen zijn van
van monumentale kerkgebouwen in een sterk
gewijzigde samenleving? Welke gezamen
lijkheid in optreden zou er kunnen ontstaan,
welke begeleiding van een overwegend zor
gelijke problematiek kan er voor de verant
woordelijken zijn weggelegd?
De openingsvraag voor Van Hasselt, die het
vooraf met ons eens is, dat er op dit gecom
pliceerde arbeidsveld slechts grove lijnen
kunnen worden getrokken.
'Signalen om bezorgd te zijn, vermeerderen
zich. Naar aanleiding van de uitspraak van
de Raad van State van 24 maart 1981, waar
bij een RK-kerkbestuur, in weerwil van
plannen uit de buurt voor een intensief ge
bruik, toestemming kreeg om tot sloop van
De Posthoorn, te Amsterdam, over te gaan,
moet worden vastgesteld dat de Monumen
tenwet onvoldoende bescherming biedt voor
een geregistreerd monument.
Een ander signaal vormt het grote exploita
tietekort, waarmee vele beheerders als ge
volg van stijgende energie-, personeels- en
vooral onderhoudskosten te kampen
hebben.'
STRIJD TEGEN EXPLOITATIETEKORT
'Vermindering van dit tekort' - aldus Van
Hasselt - 'kan ontstaan door subsidie. CRM
heeft een eerste aanzet gegeven met een sub
sidieregeling op het groot-onderhoud (maxi
maal 30% op een bedrag van 10.000,-) tot
een totaal begroot bedrag van
2.500.000,-. Natuurlijk is dit te weinig,
niemand kan echter hard maken waarom.
Naast de CRM-subsidie valt ook te denken
aan subsidie van provincie en gemeente in de
sfeer van onderhoud en exploitatie'.
De voorzitter van de Vereniging wijst dan
met nadruk op intensivering van het gebruik,
de zelfwerkzaamheid overeenkomstig de ge
dachte, dat de liefde niet van één kant kan
komen.
Dat is een terrein, waarop de Vereniging in
de eerste plaats adviserend wil optreden. Die
intensivering kan onder meer op cultureel,
recreatief of sociaal-cultureel terrein liggen,
maar ook op het gebied van het kerkelijke
werk.
Van Hasselt: 'Wie realistisch is, zal moeten
erkennen dat er ondanks of soms zelfs dank
zij die vindingrijkheid altijd wel een exploi
tatietekort zal blijven. Als het meergebruik
niet direct bijdraagt tot een oplossing dan is
het wel indirect in de concurrentieslag om de
subsidiepotten bij provincie en gemeente.
Plaatselijke overheden zullen bij hun over
wegingen zeker het gebruik en de maat
schappelijke functie van het kerkgebouw be
trekken. Zijdelings, maar van eminent be
lang is de vermelding van de ervaring, dat de
overheden - in het algemeen gesproken -
zich van de ernst van de situatie onvoldoende
bewust zijn. Verlegenheid omtrent het bezit
van een zo belangrijk cultuurgoed als een
monumentaal-historisch kerkgebouw heerst
bij velen, bij politici en ambtenaren, bij ker
kelijke en sociaal-culturele instellingen en
niet in de laatste plaats bij de beheerders
zelf'.
POLITIEK EN SIGNALEN
Van Hasselt wijst erop, dat het goed zou
zijn, dat de politieke partijen in hun pro
gramma's - in actuele zin zou dat mogelijk
moeten zijn - in de komende verkiezingspro
gramma's voor de gemeenteraden en de pro
vinciale staten - maatregelen aankondigen
om het monumentenbeheer bij te staan. Hier
voor pleiten bij plaatselijke instanties doet de
Vereniging niet direct. Zij suggereert plaat
selijke beheerders en stichtingen de handen
ineen te slaan en pogen te bewerkstelligen,
dat er een 'signaaltekst' over monumenten -
lokaal en regionaal onder aandacht van de
kiesgerechtigden en hun partijen komt. Er
zijn meer constructieve mogelijkheden te
noemen.
Onze Vereniging, die thans vijftig leden telt
- uiteraard voor forse uitbreiding vatbaar! -
acht de totstandkoming van een overzicht,
Groepsdiscussie tijdens de
oprichtingsvergadering van de Vereniging op 24
oktober 1981 in de St. Janskerk, te Utrecht.
gewijd aan gesystematiseerde gegevens over
de noodzakelijke onderhoudskosten en de fi
nanciële positie van beheerders van monu
mentale kerkgebouwen, zeer gewenst. Zo'n
onderzoek kan gegevens opleveren, waar
mee de onderhoudssubsidiëring beter op de
behoefte kan worden afgestemd. Dat materi
aal kan ook de basis vormen voor een data-
G. G. van Hasselt