'Als je met het
verleden bezig
bent, besef je dat
het leven kort is'
20
HOOFDOPZICHTER SCHELLEVIS EN ZIJN KERKEN
De buurt heeft rimpels van ouderdom. De
Oosterkerk (1671) staat er, verweerd en
kwetsbaar, op het Ooster Eiland, grenzend
aan Kattenburg. Ze wordt gerestaureerd. Het
is de buurt, waarin vooral de zeilvaart van
Amsterdam groot en machtig is geworden,
waar generaties scheepsbouwers hebben ge
woond. Adriaan Schellevis, bijna zestig, is
er als hoofdopzichter op z'n nieuwe stek. Na
de Nieuwe Kerk aan de Dam - het grootste
hoofdstuk in zijn 'restauratieleven' - zorgt
hij met zijn ambachtelijke medewerkers voor
het behoud van de hoekige Oosterkerk. Een
nieuwe fundering, een nieuwe kapcon
structie.
We kijken door het raam van zijn vertrek in
de bouwkeet, door het steiger werk heen,
naar de kloeke reus, naar zijn zoveelste klus.
Schellevis - 'Schel', zoals hij op de werken
werd en wordt genoemd - is een forse, wat
stoïcijnse man, die echter heel gevoelig over
zijn werk spreekt.
'Als je lang met het verleden bezig bent,
kom je telkens tot het inzicht dat je leven zo
kort is. Je stoeit met eeuwen! Bij de restaura
tie van monumenten ben je altijd bezig met
het werk van anderen. Daarvoor moet je res
pect opbrengen. Je moet je ondergeschikt
weten aan hun werk. Nooit denken dat je het
béter zou kunnen doen dan die kerels het
vroeger hebben gedaanJe moet heel goed
kunnen kijken, hóé en waarom ze het hebben
gedaan. In een monument, en zeker in een
kerk, moet je kunnen zien en kunnen luiste
ren. Nieuwbouw is totaal anders, dan heb je
een blanco begin en in de regel een geijkt
werkprogram. Die Nieuwe Kerk, die was
voor mij jarenlang een geweldige ervaring.
Ik had er een bed en sliep er vaak. In de stilte
van de nacht kwam er een eenheid, tussen
het gebouw en tussen mij. In de stilte spréékt
zo'n gebouw tot je. Er zijn mensen die dat
allemaal wat onwerkelijk vinden als ze me
zo horen praten. Maar het is wel mijn filo
sofie!'
Schellevis grinnikt, drinkt zijn koffie.
Hij voegt er bedachtzaam aan toe: 'Dat werk
in en met kerken, ik ben er heel gelukkig
mee. Ik zou toen niet en nu niet wat anders
willen doen.
ROTTERDAMSE JONGEN
Zijn staat van dienst in vogelvlucht.
'Het werk is belangrijker dan de mensen. Ik
ben gewoon een hoofdopzichter, alhoewel ik
zou de titel van architect kunnen voeren.'
Uit zijn summier vertelde levensverhaal
blijkt dat hij in Rotterdam is geboren, opge
groeid in Rotterdam-Tuindorp, later ver
huisd naar het Oude Westen van de Maas
stad. Zijn vader was een bekwaam techni
cus, zat niet in de bouw. Z'n beide grootva
ders wél, die waren aannemers. Geen won
der dat kleinzoon Adriaan al vroeg voor de
bouw voelde. Hij was 14 jaar toen hij in een
timmerwinkel stond na een opleiding op de
Ambachtschool.
Zestien jaar oud was de jonge Schellevis
toen hij als aankomend timmerman werkte,
met verder leren op de avond-HTS, die heet
te toen: Academie voor Bouwkunst en Tech
nische Wetenschappen.
Moeder Schellevis was een Veenendaalse;
toen de Geallieerden in 1943 Rotterdam
bombardeerden - een minder bekende ge
beurtenis op de Maasstedelijke lijdensweg
uit die jaren - evacueerde het gezin naar de
Gelderse Vallei. Adriaan en zijn broers do
ken er onder. Over dit alles spreekt hij kort.
Na de bevrijding wilde hij zijn studie afma
ken, maar ook die tijd was voor hem verras
send. Een hem bekende steenhouwer zei:
'Jongen, ik ga beginnen aan de Cunera-kerk
in Rhenen'. Die was twee keer beschadigd
door oorlogsgeweld. Adriaan kwam op dat
werk, in een periode waarin restaurateurs als
in geen andere tijd moesten improviseren,
mede als gevolg van materiaalgebrek. De
kerk en de toren! In 1949 vroeg de destijds
landelijk bekende architect Berend T. Boey-
inga hem de toren op te meten. Schellevis
was 27 jaar toen hij naar Arnhem werd ge
roepen om bij te dragen aan het herstel van
de vermaarde Eusebiuskerk. Hij trof er, zo
als hij opmerkt, 'een ware puinhoop aan'.
DE RIJNLANDERS!
Hij wijst erop, dat we in Nederland drie
typische Rijnlandse kerkgebouwen bezitten,
de Eusebius, de Stevenskerk in Nijmegen en
de Sint Maartenskerk van Zaltbommel. In
het Kleefse staat er dit type kerk in Xanten.
Ze zijn als door een rode draad met elkaar
verbonden.
'De kerken met het hoge licht, met de grote
bogen', mompelt hij.
Hij heeft aan die 'Rijnlanders' in ons land
gewerkt. Nu maakt zijn zoon Sander (36) de
Sint Maartenskerk af. We komen even in de
familiesfeer. Een andere zoon Bert (33)
werkt bij 'Stadsherstel' in Amsterdam, voor
onder meer het tekenwerk en de studie met
betrekking tot het grote restauratieprojekt in
de hoofdstedelijke binnenstad, het Bleau
Erf, aan de Nieuwe Zijds. Een derde zoon
Schellevis, Hans, (35) is econoom, werkt bij
het Economisch Instituut voor de Bouwnij
verheid, doet aan marktonderzoek, publi
ceert en is bezig aan een landelijk restaura
tierapport voor de regering. Er is nog een
vierde zoon, Geert (28), beroepsfotograaf,
die onder meer gespecialiseerd is in 'beeld
werk' van restauraties. Vier appels die héél
dicht bij de stam zijn gevallen!
TERUG NAAR DE DAM
Het kan moeilijk anders. Schellevis heeft bij
wijze van spreken net de Nieuwe Kerk-res-
tauratie achter de rug. 'Overal waar ik heb
gewerkt, ging ik voortijdig heen. Voordat
het stoffer en blikwerk begon. Bij de Nieuwe
Kerk was dat niet het geval. Daar was de
binding te groot. Tussen haakjes, mijn jon
gens hebben er als leerlingen rondgelopen.
Dat gaf wel eens verwarring als ze één van
ons nodig hadden. Ik kende de restauratie
architect, de heer Dirk Verheus, al van vroe
ger, uit zijn jonge tijd bij de rijksgebouwen
dienst. In het begin van de jaren zestig belde
hij mij.
'Wil je je vrijmaken voor de Nieuwe Kerk?'
Ik heb er geen seconde spijt van gehad. Ik
heb met Verheus, die ik heel hoog heb, fan
tastisch samengewerkt. De grootste kerkres
tauratie uit de geschiedenis van ons land. Dat
maak je maar één keer in je leven mee, als
een bevoorrecht mens.'
De vluchtige terugblik van 'Schel', die nog
eens op verzoek van de regering een paar
maanden in Suriname is geweest om daar als
adviseur op te treden.
Adriaan Schellevis, de Ameronger, ver
knocht geraakt aan het Gelderse, maar die er
telkens is uitgevlogen en nu ook aandacht
mag besteden aan de oude historische syna
gogen van Amsterdam.
In het halletje van de bouwkeet plant hij z'n
helm op z'n grijze kop.
Naar de Oosterkerk.
Op de drempel zegt hij: 'Als je je 'in dit
restauratievak wil proberen waar te maken,
dan moet je wel de taal van het vak spreken'.
Waarnemer