vorming van een fabriek^sproletariaat wilde voorkomen, zowel uit economi sche als sociale overwegingen. In landen waar die ontwikkeling wel plaatsvond, zoals in Engeland, was de situatie im mers weinig aanlokkelijk. Maar toen de stoom als energiebron haar intrede deed, was er geen houden meer aan. De eerste van de grote fabrieken met stoomkracht werd gebouwd (1835) maar er blijven daarnaast tot aan de brand in 1862 die een groot deel van En schede in de as legde, nog veel kleinere weverijen bestaan. De overgang van huisnijverheid naar fabrieksarbeid heeft zich dan al vrijwel helemaal voltrokken. Sinds 1861 bemoeiden de fabrikanten zich door middel van een bouwvereni ging ook met de huisvesting van hun ar beiders. De complexen, zgn. afdaks woningen, worden vlak na de brand ge bouwd. Ook die periode (1830-1880) wordt uitvoerig uitgebeeld in het textiel museum. Katoenstad Als derde fase wordt het leven getoond van de arbeiders in het meest volgroeide fabriekssysteem. De huisindustrie was nu definitief van het toneel verdwenen. Er waren snel zoveel arbeiders nodig, dat de autochtone bevolking het werk niet alleen aankon. Er kwamen toen arbeiders uit Oost- Groningen, Zuid-Oost-Drenthe, en Noord-Overijssel naar Enschede toe. In korte tijd breidde het aantal inwoners van de katoenstad zich hierdoor enorm uit. Hele stadswijken werden voor de Interieur eerste verdieping. Binnen de bestaande konstruktie van het gebouw zijn, tegen de buitenwanden, de wonin gen geprojekteerd. In het middendeel van de fabriekshal zijn de bergingen aangebracht. foto: Het Oversticht, Zwolle. nieuwe Enschedeërs gebouwd. Deze zijn voor een deel verdwenen. Andere wor den gerenoveerd, zoals Pathmos. Zo'n typische arbeiderswoning als in Path mos zal ook in het museum getoond worden. In deze laatste periode, de meest vol groeide vorm van het fabriekssysteem, werden de arbeiders ook mondiger. Enerzijds waren de mensen wel dank baar voor het werk dat hun verschaft werd en voor bijvoorbeeld de parken, de badhuizen en zwembaden die werden aangelegd, maar aan de andere kant raakten zij verbitterd, voornamelijk door hun slechte werkomstandigheden, de lange werktijden en de lage lonen. Die verbittering richtte zich voorname lijk tegen de fabrikantenfamilies, die grote invloed hadden in Enschede. Verhuizing De plannen voor de verhuizing van het huidige textielmuseum naar het nieuwe zijn bijna gereed. Verwacht wordt dat het nieuwe museum halverwege 1982 he lemaal zal zijn ingericht. Het huidige textielmuseum is gevestigd in de voor malige fabrikantenvilla van de familie Blijdenstein, die eigendom is van de ge meente Enschede. Zij is inmiddels te klein geworden. Veel spullen, die straks in het nieuwe museum komen te staan, zijn nu nog opgeslagen in andere gebou wen. De medewerkers van het museum ma ken momenteel al druk jacht op meer oude spullen en machines. Het museum kreeg onlangs oud bedrijfsmeubilair ca deau van Nijverdal ten Cate. Sinds kort omvat de verzameling van het Textielin dustriemuseum ook een fraaie .stoom machine, die omstreeks 1912 werd ge bouwd door de voor de Tweede Wereld oorlog verdwenen ijzergieterij en machi nefabriek Nering Bogel in Deventer. Het antieke krachtwerktuig werd eind maart opgehaald bij de voormalige leer looierij van Van Haren in het Brabantse Waalwijk en staat momenteel voor restauratie in Almelo. Het vele tonnen wegende gevaarte wordt beschouwd als een goed voorbeeld van de machines, zoals die er uitzagen op het hoogtepunt van het stoomtijdperk. Voor machines uit omstreeks 1870 zal vermoedelijk een speurtocht moeten worden ondernomen in landen als Engeland en Polen. Zes miljoen In het nieuwe textielmuseum is inmid dels, afgezien van de kosten voor de wo ningen, een dikke zes miljoen gulden geïnvesteerd. De gemeente Enschede droeg 1,8 miljoen bij, het ministerie van CRM anderhalf miljoen, naast de bijna 1,6 miljoen die CRM via Monumenten zorg gaf. Eén miljoen gulden werd ge schonken door het Prins Bernhard fonds (de grootste gift die dit belang rijkste culturele fonds van Nederland ooit in één keer aan een project gaf). Honderdduizend gulden gaf de stichting Edwina van Heek, en honderd vijftig duizend gulden droeg het gehele bouw fonds van het museum zelf bij. Het is de bedoeling dat in de toekomst ook de weverij met de typische zaag tanddaken, die naast de fabriek staat, en de schoorsteenpijp gerestaureerd worden, zodat een beeld zal blijven bestaan van het complex zoals het eens gefunctioneerd heeft. Anne Velthausz Documentatie: historisch materiaal ge meente Enschede, dagbladen Tubantia en Twentsche Courant, "Monumenten van bedrijf en techniek" (Drs. P. Nij- hof). 214

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1981 | | pagina 14