Monumentenzorg in Zeeland beelden en zuilen het classicisme van het symmetrische bouwcomplex eigenlijk nog te beklemtonen. De indruk die dit station maakt, wordt in belangrijke mate bepaald door de ligging aan een plein. Van Ravesteyn had rond het bouwjaar 1949 een grote bewonde ring voor het Rome met zijn vele indruk wekkende pleinen en het station in Gou da ontstond in analogie daarvan. Een verder bijzonder kenmerk is de krachti ge silhouetwerking. Hoewel ook de N.S. het unieke en waardevolle samengaan van de twee bovengenoemde bouwstij len wel zal willen inzien, heeft men toch te kennen gegeven tot afbraak te willen overgaan nu een groter station nodig is. Een alternatieve oplossing wordt door de Vereniging Behoud Stadsschoon Gouda en de Bond Heemschut echter als zeer reëel gezien. Daarbij wordt de uit breiding aan de zuidkant over de spoor lijnen gesitueerd. Kleinere verbouwin gen aan zij- en achterkant van het station zouden overigens ook wel aanvaardbaar zijn, waarbij de nieuwe gevels, gepleis terd en gewit, in eenheid met het oude station afgewerkt zouden dienen te wor den. Was in 1949 een verbouwing waar bij oud en nieuw tot beider voordeel een compromis aangingen mogelijk, ge vreesd moet worden dat de N.S. nu niet op alternatieven die behoud van het ou de station beogen zullen ingaan. Efficiency heeft de N.S., als enige leus, zo krijgt men de indruk, en deze dient dan eveneens de aantrekkingskracht te zijn die meer reizigers oplevert. Of, zoals men zelf stelt: 'dat maar al te veel niet- reizigers en potentiële klanten de N.S. beschouwen als een archaïstisch en afge daan vervoermiddel aardig voor mu seumlijntjes (etc.)' Nog steeds zijn er de twee aandachts punten in het beleid van de spoorwe gen: de efficiency van het vervoer en het imago dat de aantrekkelijkheid van het reizen per trein moet benadrukken. Het Reclamevak is te hulp geroepen: 'de housestyling moet het image verbete ren'. Volgens onze mening zijn de oude sta tions, mits goed onderhouden, echter ze ker zo'n goed visitekaartje als de nieuwe, alleen al omdat ze minder anoniem zijn. Het station van Gouda is nu nog een vertrekpunt met een eigen karakter dat in de herinnering blijft hangen, in tegen stelling tot alle nieuwe stations en abri's van de N.S. die te zeer op elkaar lijken. Deze visitekaartjes zouden nog wel eens efficiënter kunnen blijken dan de N.S. nu denkt. v ElledeWijs. De provincie Zeeland stuurde ons de no ta 'Monumentenzorg in Zeeland, naar een actief provinciaal beleid' en de daar op gebaseerde 'Verordening op de toe kenning van subsidies voor monumenten in Zeeland'. Op grond hiervan stelden wij het hierna volgende samen: In het kader van het monumentenjaar werd vanuit het Provinciaal Comité Zee land Monumentenjaar 1975 een werk groep geformeerd, die de opdracht kreeg een studie te verrichten met betrekking tot het provinciale monumentenbeleid. Deze werkgroep stelde de in 1977 uitge komen, hierboven genoemde, nota op, waarmee de provincie zich in grote lijnen verenigde. Ten aanzien van het algeme ne monumentenbeleid deed de werk groep de volgende aanbevelingen: a. Het beleid vooral te richten op de meest kwetsbare monumenten zoals ker ken, kastelen en molens. b. Binnen het monumentenfonds een be paald bedrag te reserveren voor noodge vallen waarover gedeputeerde staten in voorkomende gevallen kunnen beschik ken. Hierbij kan ook gedacht worden aan voorfinancieringen. c.' Regelmatig overleg te plegen met rijk en gemeenten en gezamenlijk te trachten een planmatig beleid te voeren en zo mo gelijk hierbij prioriteiten aan te geven. Om planmatig te kunnen werken ver dient het aanbeveling te inventariseren welke gebouwen binnen de provincie waard zijn om behouden te blijven, hier prioriteiten te stellen en naar aanleiding van een aldus samengestelde prioritei tenlijst een meerjarenbegroting op te stellen. d. De Zeeuwse monumentenwacht te steunen voor haar werk in de provincie. e. Na te gaan of het instellen van een materialendepot zinvol en mogelijk is. f. Over de diverse subsidiemogelijkhe den voldoende voorlichting te geven. g. Het initiatief te nemen om regelmatig bijeenkomsten te organiseren waarbij al le bij de monumentenzorg betrokken in stanties worden uitgenodigd. Diverse problemen zouden hier ter sprake kun nen komen. h. In het interprovinciaal overleg te be vorderen dat meer eenheid komt in de wijze van subsidiëren door de provin cies. Dit om rechtsongelijkheid te voor komen. i. De vastgestelde maximum bedragen in de subsidieregelingen regelmatig aan te passen aan de geldontwaarding. Gedeputeerde Staten schreven bij de presentatie van het werkstuk van de werkgroep opgestelde nota aan Provin ciale Staten onder meer: 'Ten aanzien van het huidige beleid van de provincie merken wij op, dat dit voor namelijk van passief volgende aard is. Zolang er voldoende middelen aanwezig zijn om op alle aanvragen positief te kun nen reageren, is een dergelijk beleid naaronze mening ook niet ondoelmatig. Al vele jaren kampt de rijksoverheid echter met te geringe middelen, zodat een subsidiestop niet te vermijden bleek. Door deze stop worden vele restauraties niet, of veel later dan in de bedoeling lag, uitgevoerd. Onder die gegeven omstandigheden is het van groot belang ten aanzien van de besteding van de ter beschikking staande beperkte middelen een wel overwogen keuze te maken.' 'Gezien hun aanvullend karakter bieden de provinciale subsidies slechts beschei den mogelijkheden om een wezenlijke bijdrage te leveren tot het behoud van monumenten. De beperkte financiële draagkracht dwingt de provincie tot een ondergeschikte, doch zeker niet onbete kenende rol. Een verfijningsregeling, waarbij veel door de gemeente gemaakte kosten op het terrein van de monumentenzorg via het gemeentefonds in de gemeentekas sen terugvloeien, ontbreekt aan de pro vinciale aktiviteiten op dit terrein. De provincie is dan ook des te meer ge dwongen tot het zo effectief mogelijk besteden van de middelen. Wij kunnen instemmen met de keuze die de werkgroep in dit verband maakt, na melijk het beleid en de beschikbare mid delen in de eerste plaats te richten op de groep van de meest kwetsbare monu menten zoals kerken, kastelen en mo lens. Deze, in commercieel opzicht niet interessante, monumenten dreigen door de werking van de subsidiestop in het slop te geraken, terwijl zij historisch en landschappelijk van grote waarde zijn. Gelet ook op de decentralisatie van de 196

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1981 | | pagina 20