Imago en efficiency JN Ve KI.A5SK STATION IVe KLASSE. Testcasehet station Gouda Beé>ar\ eirond. Be£ane£rcnd. Vanaf de aanleg van de eerste spoorweg tracés is er bij het ontwerpen en bouwen van de stations een zekere tweepoligheid te bespeuren tussen de zakelijke aanpak, - die tot uitdrukking komt in efficiënte bouwmethodes en gebouwenopzet, - en de wens om door een luxueuze uitvoe ring de aantrekkelijkheid van het reizen per trein te vergroten. Bekend en illu stratief voor dat denken is de combinatie in de grote stations van de representatie ve entree met een grote luxe aan mate rialen en in tegenstelling daarmee de grote gietijzeren stations overkappin gen, gebouwd in de voor die tijd meest geavanceerde, maar nuchtere, methode. Ook de overdadige 19de-eeuwse inte rieuraankleding van althans de 1ste klas wagons contrasteert met de industriële vormgeving van de treinen zelf. Niet alleen bij de grote statiops, maar ook bij de stations aan de kleine lijnen is het contrast tussen aankleding en effi ciency opmerkelijk. Bij deze laatste is dan het beeld van het waardige classicis tische uiterlijk van het typerende 19de- eeuwse station het meest in het oog springende kenmerk. De manier van ontwerpen was echter in hoge mate zake lijk, zelfs voor 20ste-eeuwse, opvattin gen. Deze stations werden gebouwd vol gens vaste schema's. Bijv. van een halte 5de klasse, het kleinste type station, la gen plattegrond en gevelindeling geheel vast. Een artikel in Bouwkundige Bij dragen van 1871 geeft een goed inzicht in de manier van denken uit die tijd. We lezen daar: "Het is bekend dat meermalen, vooral op kleinere plaatsen, groter spoorwegver keer ontstaat dan bij den bouw der sta tions werd verwacht, waardoor eene uit breiding van het gebouw noodzakelijk is geworden. In de hier voorgestelde plat tegronden hebben wij aangegeven hoe het verband met regelmatige uitbreiding dezer drie stations kan verkregen wor den. Voor de stations 5de klasse wordt alleen het middengebouw gemaakt; voor stations 4de klasse de vleugellengten daaraan gebouwd en voor de stations 3de klasse de gehele vleugellengten voltooid; bij verdere uitbreiding, zoo noodig, kun nen de vleugels nog verlengd worden'. Dat grotere spoorwegverkeer had echter weinig gevolgen voor de kleinere sta tions maar wel moesten zo rond de eeuwwisseling op verkeersknooppunten de stations dan in classicistische stijl ver vangen worden, hetgeen in eclectische bouwtrant gebeurde. Het is vanzelfspre kend dat er bij grote stations minder naar het kostenaspect werd gekeken en dat in die categorie het belang van van het re presentatieve uiterlijk zeer belangrijk werd geacht. Het station van Amster dam van P. J. H. Cuypers is in Nederland wel het meest bekende voorbeeld, maar ook de stations van Groningen, Maas tricht, Haarlem en Den Haag, om er en kele te noemen, mógen gezien worden. De neo-stijlen, die toen in zwang waren, met name de neo-renaissancistische va riant leende zich uitstekend tot schilder achtige gebouwen. Voor al deze representatieve bouwwer ken werd de opdracht aan bekende ar chitecten gegeven en luxueuze ontwer pen kwamen toen tot uitvoering. De ver schillende soorten materialen en kleur contrasten en de toepassing van beeld houwwerk en het gebruik van torentjes, dakkapellen, loggia's etc. hielpen mee een weelderige indruk op te roepen. Het kiezen van gerenommeerde archi tecten mag welhaast een traditie ge noemd worden bij de spoorwegen. Zo is voor de eerste stations de bekende en nu nog gewaardeerde architect C. Outshoorn van 1839 tot 1856 in dienst bij de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maat schappij, de eerste van de spoorweg maatschappijen, en maakte er snel car rière. Hij combineerde ingenieurscapa citeiten (Paleis voor Volksvlijt) met die van de 19de eeuwse architectentraditie. Zijn stations waren in de stijl van de eveneens door hem ontworpen Buiten sociëteit in Arnhem, nu het Gemeente museum. Geen enkele van de door hem gebouwde stations is jammer genoeg be waard gebleven. In de periode na 1850 met de eenzijdige nadruk op efficiency deden ingenieurs ook al het ontwerpwerk. Rond 1880 is er een ommekeer en worden de opdrachten voor met name grote stations aan archi tecten gegeven. Het oeuvre van één daarvan, S. van Ra- vesteyn, die veel voor de spoorwegen ontwierp en waarvan het werk nog zeer recent is namelijk van rond de laatste wereldoorlog willen we in verband met recente ontwikkelingen die tevens illu stratief zijn voor het beleid van de N.S. naar voren halen. Stations van de hand van Van Ravesteyn zijn Gouda, Den Bosch, Nijmegen, Roosendaal, Rotterdam-Blijdorp, Utrecht, Vlissingen. Het belangrijkste, dat van Utrecht, is al afgebroken en nu nat. A t Plaat* hu mm Plaats Wachtkamer atnci a/rte; reau r), A'hs<> Maadzyn j Vestibule Vestibule. Maqaxi/ii 194

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1981 | | pagina 18