Gennep pint zich n Een middeleeuws woonhuis bedreigd! Gest ten, buurtbewoners en de vele andere belanghebbenden en belangstellenden. Wel moet gesteld worden, dat er weinig gestructureerde kritiek is gekomen van de zijde van verschillende daartoe geëigende instanties; de Bonden van Ne derlandse Architecten en Stedebouw kundigen, de Amsterdamse Raad voor de Stedebouw en oudheidkundige en stadslievende organisaties, zoals de on ze, hebben hier zeker kansen laten lig gen. Deze organisaties zullen waar schijnlijk, net als de onze, het plan alle kans hebben willen geven en ervan zijn uitgegaan dat de noodzakelijke bijstel lingen en verbeteringen zouden worden aangebracht. Maar zoals de zaken nu staan, moeten we met elkaar concluderen, dat de be staande regelingen - het welstandstoe zicht dat alleen marginaal blijkt te toet sen en een bestemmingsplanprocedure - geen waarborg zijn voor een goede afwe ging bij een dergelijk grootschalig pro ject in een gevoelige omgeving. De noodzakelijke stedebouwkundige afwe gingen vallen tussen de wal en het schip. Met ons planologisch instrumentarium wordt de stad of 'gewoon' behandeld of als een museumstuk. Als er geen sprake is van een beschermd stadsgezicht kan er ook in de Amsterdamse binnenstad een stukje 'Bijlmer' worden gerealiseerd. Voor de goede orde, wij zijn nog steeds van mening dat beide, veel publiek trek kende, functies van deze prachtige plek aan de Amstel een optimaal functione rend onderdeel van de binnenstad moe ten kunnen opleveren. Zoals Aldo van Eyck het zo treffend heeft gezegd: Er is niets tegen een groot gebouw, maar de zwakheden daarvan vallen wel eerder op en het vergt nu eenmaal een speciaal zin tuig om zo'n groot gebouw te humanise ren. Deze grote ingreep in een kleinschalig geleed gebied hoeft niet te betekenen, dat de architectuur ervan die grootscha ligheid overneemt. Voorwaarde is dan echter wel, dat de architect de mogelijk heden van de plek gebruikt, zijn op dracht kan doordenken en ten aanzien van de eisen en wensen van de toekom stige gebruikers een duidelijk beeld heeft. Maar misschien is er geen goed produkt te verwachten als er haastwerk geleverd moet worden door twee architecten die nooit tevoren hebben samengewerkt, niet op elkaar zijn ingespeeld en die elk iets heel essentieels in het Ontwerpproces verloren zien gaan, en wel hun eigen creatie. Een geforceerde combinatie- bouw waaraan voelbaar is dat welke in spiratie dan ook ontbroken heeft, is het gevolg. Dit spreekt het duidelijkst bij het stadhuisgedeelte, dat niets meer heeft van de - zij het niet door iedereen ge waardeerde - allure van Holzbauer's de stadhuisprijsvraag winnende ontwerp. Realisering van het voorliggende ont werp zal geen echt aantrekkende wer king hebben. Dit geldt nog het meest het stadhuisgedeelte, dat we vanwege het contrast met de opdringerige vormge ving van het operagedeelte aan de Am- stel maar de achterzijde zullen noemen. De gevels langs Waterlooplein en Zwa nenburgwal onderscheiden zich in niets van de bekende zielloze kantoorgebou wen. Lange ononderbroken lijnen die nergens inspelen op het toch sterk geva rieerde bebouwingsbeeld van de meeste woonhuizen aan de overzijden, isoleren het gebouw van zijn omgeving. Op het restant van het plein is de markt gedacht en hopelijk maakt dat deze zijde, zij het dat deze in de schaduw van het stadhuis zal komen te liggen, iets levendiger. Het zou een grote verbetering zijn als de gevels van deze gesloten 'fronten' door broken zouden worden door wegen die aansluiten bij de stedelijke structuur ter plaatse. Vooral aan een duidelijke door gaande route vanaf de Amstel door het complex heen naar Jodenbreestraat, waarom vele deskundigen vragen, be staat behoefte. Het afbreken van deze communicatielijn lijkt nu wel haast sym bolisch. De openheid naar de stad toe is groter naar de Amstelzijde. Tussen opera en stadhuis is hier een open ruimte gedacht die naar de Amstel toe gedeelte lijk weer vaag wordt afgesloten. Een bin nenplein? Een plek om te zitten, maar het uitzicht is afgesloten: een onduide lijk niemandsland! De glazen wanden van de foyer van de opera aan de Amstelzijde pretenderen een contact met de stad maar de behan deling van de raampartij vormt een te uitdagend accent. Het uiteindelijke re sultaat zal sterk afhangen van de geko zen detaillering die hu nog vrij grof is. Zo zijn er nog vele opmerkingen te ma ken, vooral met betrekking tot de 'orga nisatie' van de verschillende functies, de manier waarop deze vorm hadden moe ten krijgen en de manier waarop de be trekking tot de omliggende stad dient te worden gerealiseerd. Is de plaatsing van de gecombineerde toegang tot het gebouw niet symptoma tisch? J.B.-R./E.d.W. De oude stad bestaat eigenlijk maar uit één enkele straat, die zich in een haakse bocht door de dichte bebouwing wringt. Links en rechts komen er een tiental ne venstraatjes op uit met namen, waarin ouderdom en overlevering doorklinken: Haspel, Gaes, Doelen en Kromme Elle boog. Dat alles gevat in een rechthoeki ge plattegrond met afgeronde hoeken is het signalement van Gennep. Het is maar een klein stadje, in de kop van Noord-Limburg, ingeklemd tussen Maas en Niers en niet ver van de rijks grens. Toch heeft men, staande op de driehoekige Markt, meteen het gevoel in een stad te zijn en niet in een dorp. Dat moet vroeger nog meer het geval zijn geweest dan nu. Wie het Gennep van vandaag kent en de gravure van Ra demaker in het Kabinet van Nederland- sche Outheeden en Gezichten (1725) ziet, staat versteld van de sterke stedelij ke allure, die Gennep toen, in het begin van de achttiende eeuw, nog had. De bedoelde gravure, nummer 297, laat een torenrijke stad zien met sterke muren, stadspoorten, ronde waltorens en een stenen brug met bogen over de Niers. 71 cJ/i'in Ktrjteit - 186

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1981 | | pagina 10