De opvolging sche overwegingen. Een tweede veld van aktie bestaat uit het verwerven, restaure ren en beheren van bedreigde monu menten. In 1961 bestonden er nog slechts enkele organisaties die zich hierop richt ten, nu vindt men deze in vrijwel alle belangrijke monumentengemeenten. Soms zijn het n.v.'s (Stadsherstel Am sterdam), meestal stichtingen. In tegen stelling tot de particulier die één keer de restauratie van zijn eigen huis onder neemt, vertegenwoordigen de restaure rende instellingen de continuïteit. Zij doen het pionierswerk en wekken daar door de belangstelling, zij kunnen bij elke volgende restauratie de ervaringen van de vorige toepassen, niet alleen wat het begeleiden van de bouwwerkzaam heden zelf betreft, maar ook ten aanzien van de financiering en het inpassen van nieuwe bestemmingen. Zij kennen de plaatselijke omstandigheden, de weer standen en de medestanders. De gunstig ste situatie voor de instandhouding van monumentale waarden bestaat daar waar particuliere organisaties een scha kel vormen tussen de rijksoverheid en het lokale bestuur en meehelpen om het monumentenzorg-aspect te doen door klinken in de stadsvernieuwing. In 'Strijd om schoonheid' hield ir. R. Meischke een pleidooi voor temporise ring, dat destijds, toen het budget groot genoeg was voor de subsidie-aanvragen, menigeen zal hebben verbaasd. 'Er is geen monument van betekenis dat, het huidige werktempo in aanmerking geno men, over honderd jaar niet gerestau reerd kan zijn. Bij de levensduur van deze gebouwen vergeleken doet het er weinig toe of een restauratie in 1960 of in 1990 plaatsvindt. Wanneer de tempori sering van het restauratiewerk niet slaagt, zullen wij reeds vóór het jaar 2000 onze belangrijkste monumenten gere staureerd hebben, doch onze schoonste steden verloren hebben en daarmee zal dan datgene wat uit een cultureel oog punt voor ons land het belangrijkste is, onder onze handen, met ons medeweten en door ons toedoen verloren zijn ge gaan.' Nu de ijzige bezuinigingswind over alle culturele activiteiten waait, is het hoog tijd deze waarschuwing ter har te te nemen - en daarbij de restaureren de instellingen in te schakelen. door: Ton Koot, oud-secretaris en oud-redacteur van Heemschut; hekend publicist. Mannen zoals A.W. Weissman en A.A. Kok heb ik van nabij gekend. Voor hun vastberadenheid en vasthoudendheid waar het de bestrijding van architectoni sche en cultuurhistorische waarden be trof, maar zeker niet minder voor hun vakkennis, heb ik ongeveinsde bewon dering gehad. Beiden waren architect en ik heb het destijds als vanzelfsprekend aangenomen, dat een eventuele opvol ger voor het secretarisschap en wat Kok betrof ook voor de eindredactie van het orgaan Heemschut, eveneens een archi tect zou moeten zijn. Op een zomerdag in 1946 vroeg architect Kok mij, of ik even bij hem langs kon komen op zijn atelier aan de Heren gracht 495. Dat was op zichzelf geen verrassing, want dergelijke uitnodigingen had ik wel eerder gehad. De verrassing zat in het te bespreken onderwerp. Pratend over de stichter Weissman merkte Kok op, dat deze van 1911 - 1923, dus 12 jaar, een bezielende en kundige secretaris van de Bond Heemschut was geweest. Kok zelf was hem opgevolgd, hij had het blad en een bouwbureau op gericht, was in de oorlogsjaren met suc ces de Heemschut-serie gaan oprichten en vond, dat nu - na 23 jaar - die taak maar eens door een jongere moest wor den overgenomen. Tot dusver kon ik hem volgen en ik be greep wel, dat we over die opvolging zouden gaan praten. Toen kwam de verrassing door zijn op merking: je zult wel begrepen hebben dat ik voor die opvolging het oog op jou heb laten vallen. Nou, dat had ik in het geheel niet begre pen. In gedachten had ik de rij van mij bekende jonge architecten de revue la ten passeren om daaruit een voorstel te kunnen doen. Een Heemschutsecretaris en -redacteur zou toch architect moeten zijn om te weten, waar hij het over had? Kok had een sterk argument. Het spitwerk was gebeurd. Heemschut Tv had zich een plaats in de toenmalige we reld van particuliere monumentenzor- gers verworven. Heemschut was bezig een begrip te worden, het woord kwam zelfs al voor in de woordenboeken. Nu was nodig, dat Heemschut gepropa geerd zou worden in brede kring, er was nu iemand nodig, die zelf overtuigd was van de betekenis en noodzaak van Heemschut, iemand die in staat zou zijn dit onder woorden te brengen om het begrip te verdiepen en diegenen, die nog niet tot Heemschut overtuigd waren, daartoe op te wekken. Dit zou burgerij en overheid betreffen. Voor de noodza kelijke aanvulling van de vakkennis wa ren er genoeg bekwame bestuurs- en commissieleden om daarin te voorzien, vond Kok. Hier had ik niet zoveel zinnigs tegen in te brengen en ik verzocht bedenktijd. Daarvoor ging ik te rade bij mijn direkte chef, de hoofddirecteur van het Rijks museum, dr. D.C. Röell. Ook hij had bedenktijd nodig. In zijn eerste reactie wees hij erop, hoezeer hijzelf beslag leg de op, zo mogelijk, al mijn tijd, omdat de wederopbouw van het Rijksmuseum onze volle aandacht zou vergen in een reeks van jaren. Later moest hij toegeven, zelf deel uit makend van de stedelijke en landelijke monumentencommissies, dat Heem schut een belangrijke taak te vervullen had in de driftige wederopbouw van Ne derland en dat met goede wil beide func ties wel te verenigen zouden zijn. Als ik spreek over 'functies', dient wel beseft te worden, dat mijn maatschappelijke posi tie die van algemeen secretaris van het Rijksmuseum was en de Heemschuttaak een niet gesalarieerde vrije-tijds- bezigheid zou zijn. Ten slotte vond hij, dat ik zelf maar be slissen moest en dat hij zich niet tegen mijn beslissing zou verzetten. Ten departemente mocht ik rekenen op de steun van mr. J.K. van der Haagen. Zo begon ik een klein bureau op te zet ten - op Leidsegracht 60 - en een flinke stoot te geven aan het orgaan Heem schut, dat tweemaandelijks zou verschij nen en dat ik vooral zag als een strijdor- gaan. Kok had, dank zij zijn initiatief om in oorlogstijd een Heemschut-serie op te 177

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1981 | | pagina 31