El
Monumentenzorg in
Noord-Holland
HEEMSCHUT 70
HEEFT JUIST NÜ
UW STEUN
HARD NODIG
POSTGIRO 124 326
Brielle, Veere en Zierikzee. In 1331
kreeg Goedereede bijv. het recht op een
wekelijkse markt op donderdag. Dit
recht is nu, na 649 jaar eerst in ere her
steld. De markt, die in z'n aard iets im-
proviserends en tijdloos heeft, past uit
stekend bij de historische sfeer en trekt
vooral zomers enorm veel belangstellen
den, zodat men nu al kan zeggen dat dit
stellig een goede gedachte is geweest.
Ambachten, kunst, museum, maar ook
boetiekjes, galeries en eethuisjes, kort
om: alle activiteiten welke men ge
makshalve onder de 'recreatie
economie' mag rangschikken, vinden
reeds hun aanzet in Goedereede.
De te verwachten groei van de recreatie
in het Greveüngenbekken zal deze im
pulsen stellig verder versterken. De lege
haven vraagt voorts om enige stoffering
met enkele oude scheepstypen, als een
echo van een roemrijk verleden.
De Stichting hoopt deze ontwikkelingen
te stimuleren, en alle veranderingen te
blijven volgen met een kritisch en crea
tief oog, vooral gericht op de historische
aanvaardbaarheid.
RL.
Literatuur:
1)
Jacobus Craandijk. Wandelingen door
Nederland 1888
2)
R. Meischke. Goedereede en zijn oude
gebouwen 1964
3)
H. van Dam. Korte beschrijving van het
eylandt Westvoorn ende geschiedenis
sen van de Stadt Goedereede 1680
Foto's:
Rijksdienst voor de monumentenzorg:
2,8
K. Kastelein, Delft: 3, 4, 6
G. Hoek, Goeree: 5, 7
R. Louis: 9
De instelling door provinciale staten van
een monumentenfonds in 1948 luidde,
het begin in van de betrokkenheid van de
provincie bij de monumentenzorg. Te
vens werd toen een monumentencom
missie ingesteld, die gedeputeerde staten
omtrent de besteding van de middelen
uit dat fonds zou adviseren met betrek
king tot de bijdrage van de provincie
voor restauraties van de door het Rijk
beschermde monumenten.
In de loop der jaren werd in het alge
meen bevredigend gewerkt, totdat de
voor dit beleidsterrein beschikbare gel
den te beperkt bleken om alle subsi
dieaanvragen te honoreren.
Bovendien werd in de jaren 1975 en
1976, naast de al bij het Rijk bestaande
subsidiestop, ook een provinciale subsi
diestop van kracht. Besloten werd om na
te gaan op welke wijze de gerezen pro
blemen het hoofd zou kunnen worden
geboden. Het terzake ingestelde onder
zoek heeft geresulteerd in een nota Mo
numentenzorg, die in het najaar van
1976 door provinciale staten werd aange
nomen. Enkele van de in die nota ge
noemde beleidsuitgangspunten zijn:
er worden zowel, voor grote als kleine
restauraties zgn. plafondsubsidies inge
voerd, dat wil zeggen dat voor grote mo
numenten het provinciaal subsidie wordt
bepaald door een afnemend percentage
(10, 8, 6, 4) te berekenen van elke
2.000.000 - subsidiabele lasten. Voor
kleinere monumenten wordt het subsidie
berekend van elke 200.000,- subsidia
bele lasten.
aan restaurerende instellingen kunnen
subsidies van 10 procent worden ver
leend, terwijl voor restauraties van
hoekpanden 8 procent, voor panden in
een waardevolle gevelwand 6 procent
van de subsidiabele lasten kunnen wor
den verleend.
het is voorts mogelijk subsidies in de
vorm van een vast bedrag te verlenen.
voor nationale monumenten, dat zijn
monumenten, die in de geschiedenis van
het Nederlandse volk een belangrijke
plaats innemen, zullen geen subsidies
worden verstrekt.
voor restauraties in rehabilitatiegebie-
den wordt geen subsidie toegekend, om
dat het ministerie van V.R.O. deze ook
subsidieert. (Aangezien de betrokken
Oude Wal 31, Warmenhuizen:
N. Hollandse boerderij:
karakteristiekelaat 19e
eeuwse stolp boerderij
regeling de afgelopen jaren herhaalde
lijk is gewijzigd, is vorig jaar besloten de
verzoeken om subsidie voor de restaura
tie van woningen, waarvoor mede door
V.R.O. een subsidie beschikbaar wordt
gesteld per geval te beoordelen.
Daarbij wordt nagegaan of de subsi
dieaanvrager door het verkrijgen van
een V.R.O.-subsidie voordeliger af is,
dan wanneer hij dat subsidie niet zou
hebben ontvangen).
Over het algemeen kan geconstateerd
worden, dat het uitgezette beleid bevre
digend werkt, hetgeen mede veroor
zaakt werd doordat sedert 1976 het voor
de monumentenzorg op de provinciale
begroting uitgetrokken bedrag aanzien
lijk kon worden verhoogd. Thans is
daarvoor 5.000.000,- beschikbaar.
Voorts werd in de Monumentennota van
1976 aangekondigd, dat een onderzoek
zou worden ingesteld naar de mogelijk
heid een provinciale monumentenlijst in
het leven te roepen.
Op 24 maart 1980 werd hiertoe een pro
vinciale monumentenverordening
vastgesteld, die gedeputeerde staten ver
plicht een eigen monumentenlijst samen
te stellen. De subsidiëring van door het
Rijk beschermde monumenten wil het
provinciaal bestuur overigens op de be
staande voet blijven voortzetten.
Op dit ogenblik zijn bij de provinciale
griffie aangestelde kunsthistorici met de
inventarisatie van bestaande monumen
ten begonnen. Daarvoor zijn criteria
ontwikkeld bij de opstelling waarvan
128