JJit het Kor en-
metershuis
ten van onze 19e-eeuwse gietijzerijen.
Naast de van oudsher gebruikte natuur
steen, betekende de introduktie van het
gegoten ijzer een nieuw element in het
materiaalgebruik voor graftekens. Ze,
maakten deel uit van de vaste collectie die
de gieterijen voerden. Een omstreeks
1830 uitgegeven catalogus van de ijzer
gieterij Nering Bögel te Deventer biedt
een gevarieerd beeld van wat er zoal op
dit gebied door de fabriek geleverd kon
worden. De aanduiding 'gieterij Deven
ter' is nog op veel monumenten te her
kennen. Naast de firma Nering Bögel
waren er natuurlijk nog andere gieterijen,
die dergelijk produkten leverden. Helaas
zijn de catalogi van ijzergieterijen zeld
zaam geworden boekwerken. De tweede
helft van de eeuw heeft ons wat dit betreft
méér nagelaten. Hoewel lang niet alle
gieterijen 'grote monumenten' in hun ca
talogi opnamen, leverden zij vrijwel alle
zgn. grafattributen als vlinders, staartbij-
tende slangen, doodshoofden met kne
kels, vliegende zandlopers etc. Allemaal
Detail van het grafmonument te Breda,
de basis is gebarsten.
Deze gegoten graftekens, zijn de produk-
doodssymbolen, die deels afzonderlijk
hun toepassing vonden of weer verwerkt
konden worden in ontwerpen van graf
monumenten. Men leverde echter ook
buiten de catalogus om, d. w.z. de gieterij
vervaardigde ook grafmonumenten, die
ontworpen waren door de architecten of
anderen. Wie een bezoek brengt aan de
begraafplaats in Vaassen, treft daar nog
kleine, met de naam 'Van Lohuizen'
voorziene monumentjes aan, die niet in
de door de gieterij uitgebrachte catalogi
voorkomen.
De grafmonumenten zijn in hun voorko
men opvallender dan de vlakke grafpla
ten, die door hun vormgeving nauwelijks
in het oog springen. De uitvoering hier
van beperkt zich veelal alleen tot het
aanbrengen van een eenvoudige belette
ring. Daarnaast zijn er ook 'rijkere' uit
voeringen van dit in wezen eenvoudige
gegeven, door toevoeging van doodssym-
bolen als de gevleugelde zandloper, vlin
ders etc. De staartbijtende slang geeft
door zijn sterke reliefwerking het geheel
een nader accent. Helaas blijken de mee
ste randlijsten, die met ijzeren pennetjes
op de plaat zijn vastgezet, meestal te zijn
verdwenen.
Sommige graftekens zijn keurig onder
houden, maar het merendeel is door de
roestkleur reeds van verre te herkennen.
De staat van onderhoud is dus over het
algemeen gesproken slecht. Is onvol
doende onderhoud voor de vlakke graf
plaat minder fataal, des te triester is het
gesteld met wat we kortheidshalve de
grote grafmonumenten noemen. Deze
monumenten bestaan uit losse onderde
len,die ter plekke worden gemonteerd.
Met ijzeren pennen en hoekijzers werden
de losse onderdelen met elkaar verbonden
en vervolgens met een kap afgedekt. De
naden werden met mastiek dichtgesmeerd
om het inwateren te voorkomen. Onvol
doende onderhoud door de nabestaande
(in sommige gevallen is de gemeente
eigenaresse) heeft roestvorming vrij spel
gegeven en als gevolg hiervan barsten
vele monumenten letterlijk uit hun
voegen. Breuken in de ijzeren platen,
opengebarsten naden, vertellen de geïnte
resseerde bezoeker weliswaar heel in
structief hoe de samentellende constructie
is maar ze biedt weinig hoop voor het
behoud op langere termijn. Zou het geen
aanbeveling verdienen te voorkomen dat
deze zeldzame cultuuruitingen, die tevens
van belang zijn in het kader van de bestu
ring van onze monumenten van bedrijf en
techniek, zonder meer worden prijsgege
ven aan een voortschrijdende bouwvallig
heid? Het is de ontwikkeling die op den
duur de beheerder van een begraafplaats
ertoe zal doen besluiten de 'rommel' maat
op te ruimen. Wellicht dat beheerders
bereid gevonden zouden kunnen worden
te bevorderen om, zo men zich al genood
zaakt ziet tot opruiming, de graftekens
tenminste te documenteren of te laten
documenteren. Het zou echter nog beter
zijn om te zoeken naar wegen, die ertoe
kunnen leiden, dat althans een representa
tief gedeelte voor het nageslacht kan wor
den behouden.
Zo zou het een groot verlies zijn, wanneer
bijvoorbeeld het zeer zeldzame in neogo
tische stijl uitgevoerde grafmonument op
de Noorderbegraafplaats in Assen zou
verdwijnen. De huidige bemoeienis met
dit monument, dat door zijn neogotiche
kenmerken waarschijnlijk uniek is in
Nederlandbeperkt zich tot het deponeren
van 'afkomend oud roest' op de overkap
ping en zelfs deze vorm van onderhoud,
wordt niet naar behoren uitgevoerd,
gezien de her en der op de grond I iggende
fragmentenZo kent menige begraafplaats
zijn achterafjes, waar het oude ijzerwerk
op zijn laatste bestemming wacht.
Het is mijn bedoeling t.z.t. een publicatie
te wijden aan de toepassing van gietijzer
op de 19e-eéuwse begraafplaatsen (graf
tekens, toegangshekken, vazen, omhei
ningen etc.) Ik ben bijzonder dankbaar
voor eventuele informaties over gegoten
graftekens die aan de lezers bekend
mochten zijn.
Drs. M.L. Stokroos
p/a Gent. bureau monumentenzorg
Amsterdam
Dirk v. Hasseltsteeg 49/53
- 1012 NE Amsterdam
Nieuwezijds Kolk 28
1012 PV Amsterdam
Postbus 10525
1001 EM Amsterdam
Tel. 020- 22 52 92
Tel. 020- 23 09 94
(ledenadministratie)
Postgiro nr. 124326
De doelstelling van Heemschut: De vere
niging stelt zich ten doel de bescherming
van de schoonheid van Nederland in het al
gemeen en van monumenten in het bij
zonder.
Leden van de Bond Heemschut ont
vangen het tijdschrift kosteloos:
Het lidmaatschap bedraagt minimaal:
individuele leden f40.-
mogelijkheid voor reductie voor
65+en 24— f20.-
donateurs/niet individuele leden f 55,-
losse nummers f2.50
losse nummers incl. porto f4.60
103