Ï-
van kleiner omvang moeten richten. Te
gen deze keuze had de heer van Kesse-
nich echter grote bezwaren, op finan
cieel gebied bijv. onoverkomelijke pro
blemen.
Volgens hem dient het Rijk verantwoor
delijk te blijven voor: de nationale mo
numenten, het vaststellen van de be
schikbare middelen in een nationale
prioriteitenafweging, het bevorderen
van de belangstelling voor de historische
gebouwde omgeving.
Gewapend met het preadvies van de
NCM en met de boeiende inleiding van
mr. Michiels van Kessenich verdeelden
de honderden congresdeelnemers zich in
vijf werkgroepen, waarin aan de orde
kwamen: decentralisatie, beschermings-
beleid, beheersbeleid, restauratiebeleid
en financieel beleid.
De decentralisatie-gedachte vond niet
bij alle congressisten waardering, met
name niet in het geval dat met name een
kleine gemeente, waar lang niet altijd
een zorgvuldig beleid wordt gevoerd,
moet beslissen.
In de werkgroep beschermingsbeleid
bleek een grote meerderheid intussen
voor continuering van gecombineerde
zorg van Rijk, provincie en gemeente.
Opvallend waren de opmerkingen, die
ook in de voorlopige conclusies van deze
werkgroep tot uitdrukking kwamen, na
melijk dat monumentenbescherming
niet zelden door politiek beleid wordt
bepaald. Niettemin werd er de nadruk
op gelegd, dat politieke belangstelling
van voldoende gewicht nodig is. In dit
verband werd geklaagd over gebrek aan
politieke belangstelling, zowel in het
parlement als in de gemeenteraden, goe
de uitzonderingen daargelaten. Daarom
is 'opvoeding' nodig, aldus de repliek
van de heer Vonhoff.
Dr. Hotke (CRM) beantwoordde de
vraag of de Rijksdienst voor de Monu
mentenzorg niet overbelast is, volmon
dig met 'ja'. Hij hield de congressisten
echter voor, dat delegatie en decentrali
satie twee volstrekt verschillende zaken
zijn. Niet alleen de tegenwoordige rege
ring, maar ook de vorige heeft zich voor
decentralisatie uitgesproken. En al was
deze uitspraak er niet dan zou decentrali
satie voor CRM toch een 'must' zijn,
want de monumentenzorg is in de tegen
woordige beleidsvorm niet meer te 'be
happen'.
Om wille van de plaatsruimte moeten we
een greep doen uit de vele opmerkingen
en (voorlopige) conclusies. We noteer
den intussen als belangrijke conclusie
het pleidooi voor het instituut van de
particuliere instellingen waar deskundig-
'In Holland staat een huis', pantomi-
miespel door Rob van Reijn c.s., of hoe
het een agrariër kan vergaan, wiens
boerderij op de monumentenlijst is ge
plaatst. Hij raakt verstrikt in de ambte
lijke paperassen en dreigt te worden ver
malen door de ondoorgrondelijke en
traag werkende ambtelijke molens.
heid en elan aanwezig zijn.
Een wettelijke bescherming op de drie
niveaus, met inachtneming van de rol
van particulieren (eigenaren/gebruikers
en organisaties), bepleit in de werkgroep
beheersbeleid, ondervond in de plenaire
bijeenkomst weinig instemming. De
conclusie in dezelfde werkgroep, dat de
Monumentenwet 'sporend' gemaakt zou
moeten worden aan de Wet op de Ruim
telijke Ordening, terwijl ook het wel
standstoezicht in dit systeem zou moeten
worden opgenomen, deed dr. Hotke op
merken, dat dit niet nodig is, omdat dit
systeem al werkt. i
Een andere opmerking: monumenten-
behoud is tot nu toe een ondergeschoven
kind. Bij beter onderhoud zou het aantal
restauraties sterk kunnen worden be
perkt. Naar aanleiding van deze opmer
king zei de heer van Kessenich: 'We zijn
met rampenbestrijding bezig geweest,
nl. met het voorkomen van onherstel
baar verlies. Daarom is onderhoud in
derdaad een stiefkind geworden'.
Aan de orde kwam ook de vraag of schei
ding tussen monumentenzorg en ruimte
lijke ordening wenselijk moet worden
geacht. Hierover bestond op deze stu
diedag geen duidelijk inzicht. Binnen
het kader van het financieel beleid liepen
de meningen ook nogal uiteen. De werk
groep bleek unaniem voor decentralisa
tie en wilde unaniem ook overdracht van
financiële middelen. Maar toen in de ple
naire bijeenkomst, dit onderwerp aan de
orde kwam, bleken er van verschillende
kanten bezwaren tegen zgn. doeluitke
ringen.
De plenaire bijeenkomst onder voorzit
terschap van de heer Vonhoff werd ge
leid door een forum waarin zitting had
den de heren Michiels van Kessenich,
(Burgemeester van Mheer/St. Geer-
truid), W. Thoomes (secr./penning
meester Utrechts Monumentenfonds),
mr. C. J. Nyqvist (wethouder Monu
mentenzorg 's-Gravenhage), dr. ir. R.
van de Waal (lid bestuur N.C.M.), ing.
P. B. Offringa (restauratiearchitekt), G.
Brinkgreve (secr. Federatie Het Behou
den Huis), J. J. Schilstra (lid Provinciale
Staten van Noord-Holland). Discussie
en voorlopige conclusies zullen door de
N.C.M. in een definitief pre-advies wor
den verwerkt. v.d. W.
65