Boekennieuws Amsterdam in de 20e eeuw (deel 2) TRAI'STEEG Ol' OTKOUANDA. HET GliOOTSTE HEEL VAN HE HUIZEN VERKEERT IN SLECHTE STAAT VAN ONDERHOUD en voorbeeld van slecht planologisch be leid is de aanleg van het viaduct over de Vreedestraat op Otrobanda geweest. Na het eerder genoemde 'Concept Heemschutverordening' zijn er in de ja ren 1963-1965 nog twee pogingen ge daan om tot een wettelijke regeling te komen. Daarna is het weer een tijdje stil geweest. In 1967 en 1976 bracht Prof. C. L. Temminck Groll tweemaal op ver zoek adviezen en richtlijnen aan de Antil liaanse Overheid uit. (Hij schreef over monumenten op de Ned. Ant. in Heem schut jrg. 1976, blz. 21 I enjrg. 1977, blz. 69; red.). De adviezen behelsden voor waarden en consequenties van een func tioneel monumentenbeleid, de nood zaak van een totaalaanpak en een lange termijnplanning. De richtlijnen hoe de Monumentenzorg op te zetten hebben echter een gecentraliseerde beleidsvoe ring voor ogen, iets waar de verschillen de eilanden, met name Aruba, niets voor voelen. Beïnvloed door en ten gevolge van het eerste rapport werd er in de jaren 1970-71 opnieuw een landsverordening samengesteld, welke jaren in behande ling bleef. Men kon het niet eens worden over de uitvoering van de wet in de prak tijk: moest de eerste verantwoordelijk heid liggen bij de Centrale Overheid, dus op landsniveau, of bij de eilanden afzon derlijk? Ook na het aannemen van de verordening (begin 1977) bleven er be zwaren bestaan tegen het in het leven roepen van een overkoepelend orgaan, 'de Monumentenraad', die belast zou moeten worden met de uitvoering van de wet op de verschillende eilanden. De landsverordening is daarom nog steeds niet van kracht, wel is inmiddels de Mo numentenraad geformeerd en deze be staat uit vertegenwoordigers van de ver schillende eilanden. Zijn taak is momenteel het aanwijzen van monumenten, stads- en dorpsgezichten en de regering ter zake adviseren, waarna de monumenten enz. in een officieel re gister worden opgenomen. Er moet uit eindelijk een dienst en een archief worden opgezet en er zal een volledige inventarisa tie van alle monumenten gemaakt moeten worden Of de 'Monumentenraad' na het van kracht worden van de landsverordening belast zal worden met de uitvoering daarvan, is de vraag. Een goed bericht uit Cura^ao is dat men een gewijzigd ont werp wil samenstellen, dat minder ge centraliseerd van aard is en waarbij de eerste verantwoording bij de verschillen de eilanden ligt. Het is zaak dat dit gewij zigd ontwerp spoedig gereed zal komen, aanvaard en van kracht wordt. Tenslotte wil ik nogmaals de nadruk leg gen op de dringend noodzakelijke finan ciële steun vanuit Nederland, zonder welke deze toekomstige landsverorde ning niet zal kunnen functioneren. A.M. ten Cate Literatuur Cultureel mozaïek van de Nederlandse Antillen; constanten en varianten. Zut- phen, 1977 (met name de bijdragen P. C. Henriquez en C. Weeber) Hartog, J. Cura(ao in oude ansichten. Zaltbommel, 1976. Ozinga, M. D. De monumenten van Cura- (ao in woord en heeld. 's-Gravenhage, 1959. Projectmemorandum; voor het restaureren en in oorspronkelijke staat terugbrengen van een vijftal stadswoonhuizen.N. A. Cura- pao, 1978. Temminck Groll, C. L. Monumentenzorg in Suriname en de Nederlandse Antillen. Driebergen, 1967. Temminck Groll, C. L. Monumentenzorg Nederlandse Antillen. 1977 Vier jaar nadat het eerste deel verscheen heeft dr. Richter Roegholt het tweede deel voltooid. Dit tweEde deel behandelt de periode 1945-1970. Er kan dus nog een derde deel verschijnen als de auteur daar toe de tijd en de mogelijkheid worden gelaten. Toen Roegholt zich aan dit historische werk zette, borduurde hij voort op prof. Burgmans' Geschiedenis van Amster dam. Bij het lezen van dat eerste deel hebben we ons niet kunnen onttrekken aan het gevoel, dat Roegholt als ge schiedschrijver zich sterk heeft laten be wegen door een verbondenheid met de sociale en maatschappelijke ontwikkelin gen in de eerste helft van deze eeuw. Het wil ons voorkomen, dat hij in de be schrijving van de zeer bewogen jaren 1940-1970 meer afstand van de behandel de onderwerpen heeft genomen. Mis schien ligt het daaraan, dat we al lezende niet los konden komen van de indruk, dat dit tweede deel veel vlotter is geschreven dan het eerste deel. Het is natuurlijk ook mogelijk, dat de periode 1945-1970 voor ons vertrouwder is dan de periode 1919— 1945, ofschoon we die toch ook bewust hebben meegemaakt. In elk geval is het een feit, dat we het tweede deel binnen twee dagen hebben uitgelezen, hetgeen als bewijs mag gelden, dat het ons in hoge mate heeft geboeid. Wie de ontwikkeling van stad en bevol king als geïnteresseerde Nederlander de jaren na de Tweede wereldoorlog heeft gevolgd en de feiten nu door dr. Roeg holt op een rijtje gezet ziet, wordt op nieuw getroffen door het unieke karakter van 'de' Amsterdammers, eens geken schetst als 'lastig'. Roegholt geeft daar van terecht vele voorbeelden, zoals op blz. 80 waar hij het heeft over de mentali teit van 'de' Amsterdammer t.a.v. het koningshuis, welke in de loop van 25 jaar wel sterk is veranderd. Stond dr. Roegholt naar onze smaak in het eerste deel nogal kritiekloos tegen over de ontwikkelingen in Amsterdam, in het tweede deel brengt de toegepaste af standelijkheid hem er toe wel degelijk kritiek te uiten. Meestal is die kritiek niet van een zekere droge humor ontbloot,

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1980 | | pagina 20