jaren geleden - die, op bezoek in Amster
dam, het bestond te beweren, dat wij al
die lastige grachten maar snel moesten
dempen, want welke prachtige autowe
gen zou men, zo doende, krijgen! Wie de
j| goden verderven willen, slaan zij met
blindheid - in dit geval echter niet met
blindheid voor het eigen gewin
Op p.p. 37, 38, 40, 41 van mijn in het
internationale monumentenjaar 1975
verschenen boek 'Schetsen uit de ge
schiedenis van de Monumentenzorg in
Nederland', schreef ik o.m. (men verge
ve mij het citeren van mijzelf): 'Maar de
mensen uit vele oudere wijken de
mensen van wie het leidinggevende deel
der natie vond dat ze er zo slecht aan toe
moet ervoor waken 'de bewoners terwil-
le van het voldoen aan planologische slo
gans niet te kwetsen in de belangrijkste
facetten van hun leven: hun individualiteit
en hun saamhorigheidsgevoelEn wat dit
laatste betreft noemde ik ook de negatie
ve, de agressieve maar niet minder belan
grijke onderlinge betrekkingen: 'Want
ook de voor een gezond bestaan on
ontbeerlijke negatieve, de rel, het op
stootje, de betoging, de vechtpartij,
voelt zich in het bijzonder echt thuis tus
sen de oude gevels en is voor een boeien
de, levende gemeenschap zonder meer
onontbeerlijk'. Uiteraard had ik daarbij
destijds uitsluitend het oog op onderlinge
conflicten binnen de buurtgemeenschap.
En dit standpunt neem ik nog steeds in.
i
DEST.DAVOINHAARLEM
FOTO: RIJKSDIENST VOOR DE
MONUMENTENZORG
HET KONINKLIJK PALEIS OP DE DAM TE
AMSTERDAM
FOTO: MAARTEN 13RINKGREVE
ST. SERVAAS EN ST. JAN. MAASTRICHT
FOTO: LA HAYE
plan dat 'soms helemaal niet goed en niet
bruikbaar' zou zijn. Wel verduiveld!,
voor wat dan wel 'niet bruikbaar'? Voor
de monsterachtige vrachtauto's soms,
die zich door onze oude straten wringen?
Wil de heer Weeberdan te keer gaan gelijk
een moderne Haussmann, en na veel af
braak rechte snelwegen door onze histo
rische centra traceren? Hij zou dan in elk
geval onrecht doen aan de belangrijkste
figuur die zich in dat zo 'onbruikbare'
stratenpatroon het beste thuis voelt, de
voetganger, winkelend, slenterend en
zijn medemensen ontmoetend in een mi
lieu waar dit alles beter te beleven valt
dan in de Bijlmer of Ommoord, waar de
mens het stempel der eenzaamheid krijgt
opgedrukt. En dan herinner ik mij een
uitspraak van de oude Ford - jaren en
waren, die keken met enige schrik, bij alle
begrip voor de tekortkomingen in de eigen
straten, naar wat hun werd voorgezet,
zonder dat misschien de oorzaak van die
schrik duidelijk kon worden omschre
ven. In wezen ging het, behalve natuur
lijk tegen de in de nieuwe wijken veel
hogere huren, tegen iets wat het eigen
dagelijkse leven raakte: tegen het onper
soonlijke hokje in de grotemensenop-
bergkast, tegen het gemis van de ver
trouwde onderlinge communicatie, het
ontbreken van omsloten begrensde
straatbeelden, tegen al datgene wat voor
het menselijke nest essentieel kan wor
den geacht, warmte en veiligheid daar
binnen en over de rand af en toe een
vriendelijke knikje, een gezellig praatje,
of een boze blik voor de buren'. Men
omdat het samenhangt met de menselijke
natuur. Toestanden echter, gelijk die zich
op 30 april j.1. in Amsterdam hebben
voorgedaan, staan daar geheel buiten en
hebben met hetgeen ik terzake bedoelde
geen enkele relatie. Daarvoor zou een an
dere bespreking nodig zijn.
Om nu nog even de behandeling van de
beschouwing in 'Heemschut' af te ron
den, merk ik op dat van economische en
bedrijfskundige zijde werd geponeerd
dat het restaureren alleen gericht zou zijn
op de 'grote objecten' en dat de 'gewone
panden' nauwelijks aan bod zouden ko
men. Nu is het zó, dat die gewone pan
den wel degelijk in de belangstelling
staan; wanneer men bedenkt dat de lijst
van officieel beschermde monumenten