Gedurende een kleine 24 jaar stond ik aan het hoofd van gemeentewerken te Rot terdam, van kort na de bevrijding tot medio 1969. Wij moesten de door de bar baren verwoeste stad op het gebied van de publieke werken van de grond af op bouwen, reconstrueren: tunnels, viaduc ten, de havens, de metro, ziekenhuizen, scholen, ja, wat al niet; de woningen be hoorden niet tot mijn ressort. Waarlijk geen bedrijf waar sentimentaliteit bij te pas kwam, eerder een hard labeur, organisa tie, beleid, exacte kennis met zelfs de hulp van computers. Tussen haakjes zij opgemerkt - laat mij nu ook eens aardig zijn- dat in die periode de heer Quist de opdracht kreeg voor het ontwerp van de grote bouwwerken ten behoeve van het waterleidingbedrijf op de Berenplaat, en dat ik het resultaat oprecht bewonder. Nog steeds. Maar dit belette mij niet ge durende 13 jaar met animo lid van de Monumentenraad te zijn, en dat zonder enig gevoel van een innerlijke conflictsi tuatie En wie men helemaal niet van sen timentaliteit kan verdenken, dan wel die grote voorvechter Victor de Stuers, die een leven lang met opwinding, woede en sarcasme zich aan het behoud der monu menten gewijd heeft. Maar wie herinnert zich nog de dag van gisteren? Al moest een hoogleraar in de bouwkunde beter weten Dan dat 'gebrek aan mentaliteit'. Alweer wat wonderlijk Nederlands. Als alge meen begrip betekent mentaliteit immers 2 MËÈk een manier van dénken en voelen, een geesteshouding. De mens kan er een goe de of een slechte mentaliteit op nahouden en de professor zal met dat gebrek wel het laatste bedoeld hebben. Maar hetgeen hij zegt is een zinloze uitdrukking, welke er echter bij mensen, die niet nadenken, in gaat als koek. In elk geval weten we nu dat wie de schoonheid van het verleden bewondert, in zijn ogen 'vaak' (gelukkig niet altijd!) blijk geeft van een bedenkelij ke geesteshouding. En nu de heer Weeber. Hij schijnt een open deur in te trappen door te beweren dat wij niet moeten trachten 'het oude te repeteren'. In het algemeen natuurlijk niet - denk aan Brugge met ook in latere bouw de vele namaak-trapgeveltjes. Maar ik vermoed dat hij iets anders be doelt, nl. dat men bij het restaureren niet ernaar moet streven verdwenen of ver minkte gedeelten van een historisch bouwwerk in de oorspronkelijke vorm te reconstrueren. Dit is een probleem waar mede men zich al zo lang heeft bezig gehouden als de belangstelling voor het restaureren heeft bestaan, en dat tot de heftigste discussies heeft geleid. Ik meen dat het zinloos is daarvoor onwrikbare dogma's op te stellen en deze zaken zwart-wit te zien. Soms wèl, soms niet, is m.i. een betere, meer tolerante houding en ik wil daarover aan het slot van deze beschouwing nog iets zeggen. Maar van meer belang, en zich lenend voor duidelijke tegenspraak, is.wat prof. Weeber zegt over het historische straten-

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1980 | | pagina 13