^ederland heeft het grootste aantal
beiaarden ter wereld
,,De wondere van Eyck wierd in dit Craf gedragen
Soo wij 't ons' ooren vragen.
Rnym vijftich jaerte vroegh. Tot sijn volkomen eer
Hoefd' hij er niet een meer;
En 't waer haer te vergeven,
De domme Moordenaers, d'onredelijke Doot,
Etadsons maer laten leven
Doens' hem ter neder schoot,
Dat alle Constenaers verschrickten en vermanden,
Sijn otibegrijpelijck, sijn weergaloospaerhanden."
Bij de dood van een Haagse beiaardier Van Eijck in 1678, gedicht door Huygens.
Wie na een bezoek aan het buitenland, onder de indruk van al het fraais daar bezocht en
bewonderd, terugkomt in Nederland vraagt zich we! eens af, wat al die buitenlandse toeristen nu
eigenlijk in Nederland komen zoeken. Meteen kritisch oog wandelend door onze eigen steden en
dorpen ontdekken we dan vaak toch weer veel, waaraan we zo gewend zijn geraakt, dat we het
nauwelijks meer zien. En behalve zien ook horen! Vermengd met verkeerslawaai of in een stil,
achteraj-straatje klinkt ineens een melodie: klokkenspel. Er is weinig dat meer bijdraagt tot
de heel eigen sfeer van onze dorpen en steden dan deze klokkenmuziek. Vaak hangt de beiaard al
eeuwenlang in kerk- of stadhuistoren, een monument in een monument. Waar komt het carillon
vandaan en is het typisch Nederlands
In dc middeleeuwse maatschappij speel
den de luidklokken een grote rol. Het
dagelijks levensritme werd bepaald door
,,dachclocke" en „slaepclocke", markt-
klok, schepenklok, bidklok, diefklok,
doodsklok en vele andere. De middel
eeuwer kende zijn klokken bij hun naam,
herkende dc stem van elke klok en be
greep welke boodschap ieder van hen,
luidend of kleppend, te brengen had.
Maar of een klok nu voornamelijk voor
wereldlijk of kerkelijk gebruik bestemd
was, bij feestelijke gelegenheden ver
dween elk onderscheid. Dan luidden, bij
voorbeeld bij de ,,incomste" van een
nieuwe landsheer of bij het sluiten van
een vrede alles wat maar luiden kon,
uren, ja soms dagen achtereen. De klok
ken van het stadhuis, van de poorten, van
de vele kerken en kloosters zorgden voor
een overweldigend klankfestijn. Het
grootste gelui in ons land hangt in de
Utrechtse Domtoren, maar wie onder de
indruk is van het luiden van deze zes, uit
1505 stammende, klokken moet wel be
denken dat het er oorspronkelijk dertien
waren. Wanneer deze geluid werden, sa
men met alle andere klokken van de stad,
moet het effect wel overdonderend zijn
geweest.
Het ligt voor de hand, dat de klokkenlui
ders ook op andere manieren dan alleen
maar door te luiden probeerden de klok
ken tot klinken te brengen. Dat kon bij
voorbeeld door de buitenkant van enkele
klokken beurtelings met een houten ha
mer te slaan of door de klepels met een
touw tegen de binnenkant van de klok te
trekken. Dat laatste gebeurt o.a. nog in
het Zwitserse kanton Wallis. De bespeler
zit of staat op een plank of een balk en om
hem heen hangen touwen, die verbonden
zijn met de klepels. Vaak zijn de uitein
den van het touw aan een scharnierende
plank vastgemaakt, zodat de bespeler een
paar „pedalen" tot zijn beschikking
heeft. Dan het ene, dan het andere touw
grijpend, afgewisseld met het gebruik
van de „pedalen" kan aan een reeks van
meestal vier tot zes klokken een ritmisch
of melodisch patroon ontlokt worden.
Zo kan ook het „beyeren" in de Lage
Landen in zijn werk gegaan zijn, maar we
zijn dan nog ver van het latere klokken
spel als muziekinstrument.
Toen rond 1500 in de torens uurwerken
voor de openbare tijdaanwijzing versche
nen, werden vrijwel direct de uren aange
geven door een aantal hamerslagen op
één der klokken. Om de aandacht te ves
tigen op de eerste slag liet men bij wijze
van waarschuwing een paar slagen op
enkele kleinere klokjes horen: de voor
slag. Zo kent iedereen heden ten dage de
beroemde Westminster-voorslag. Heel
simpel was de voorslag uit te breiden,
zodat een eenvoudig melodietje mogelijk
werd. Aan het torenuurwerk werd een
ronddraaiende trommel aangesloten
waarin stiften werden gestoken die, via
hefbomen en trekdraden, de hamers op
lichtten en op de buitenwand van de klok
lieten vallen. Door de stiften te verplaat
sen kon men een andere melodie krijgen.
In feite is dit dus het principe zoals we dat
kennen van de cylinder-speeldoos. Deze
voorslagen gaan spoedig ook een archi
tectonische rol spelen: ze worden duide
lijk zichtbaar in een torenvenster gehan
gen of in open spitsen. Wanneer het aan
tal klokken groeit, wordt soms zelfs de
bespeelbaarheid opgeofferd aan de zicht
baarheid en zijn ze niet meer dan een
zwijgend ornament!
Uit deze voorslagen, in 1600 waren er in
de Noordelijke Nederlanden al meer dan
zestig, ontstond wat we nu de beiaard,
het carillon of klokkenspel noemen. We
gebruiken deze drie woorden door el
kaar, maar wel altijd voor een spel dat
met de hand bespeeld kan worden. Daar
toe werden de altijd stilhangende! -
klokken van de uitgebreide voorslag
voorzien van een klepel, die weer via een
stelsel van trekdraden en tuimelaars ver-