löfisSsfi brengen, waren maar schaars. Ondanks al het gebodene toch een deceptie. Diezelfde teleurstelling ondervind ik bij tentoonstellingen van historische tuinen, en dat wil ik als tuinliefhebber eens naar voren brengen. De historische tuin krijgt in Nederland (gelukkig; red. Heemschut) hoe langer hoe meer aandacht. Er is in 1975 in Zeist een symposium over geweest. Er was een tentoonstelling over de oude tuinen van de buitenplaatsen rondom Haarlem, en tenslotte was er van 23 april tot en met 3 juni jl. de tentoonstelling over Lucas Pie- ters Roodbaard door een werkgroep van studenten in de kunstgeschiedenis aan de R.U. te Groningen in het Friesch Mu seum. Ik ging daar, zoals indertijd naar die in Haarlem, vol verwachting naar toe, méér nog dan toen, want ik herinnerde me dat bezoek, enkele jaren geleden met een groep van Vrienden van Antiek aan de Fogelsangh State in Kloosterveen ge bracht. Daar kwam ik zo onder de beko ring van het park met zijn vijver, met de rode beuk, en met het ypsilon bruggetje, dat ik de naam van de tuinarchitect vroeg. Het was Roodbaard. Ik had nooit van hem gehoord en liep sedertdien rond met een plan in het achterhoofd, toch iets meer van hem te weten te komen. En ziet! daar werd hij aangeboden. Ik leerde er wel veel. Het was een met zorg geïnventariseerde en bestudeerde exposi tie, ér kwam heel wat aan 't licht. Maar ik PLATTEGROND VAN STANIA-STATE TE OENKERK, ONTWERP L.P. ROODBAARD PARK VAN VOGELZANG-STATETE VEENKLOOSTER ging niet opgetogen naar huis. Want ei genlijk ontbrak „de heerlijke schepping van genialen tuinarchitect Roodbaard." Dat verwijt moet toch op rekening van de kunstgeschiedenis geschreven wor den. Er is gezocht in archieven, er zijn plannen bekeken en de kronkellijntjes van de „vermicellischool" zijn nauwge zet met elkaar vergeleken om uit te ma ken of zij werkelijk van Roodbaard af komstig zijn. Maar men moet ontzettend zijn best doen om de schilder Roodbaard, die visie op tuinen had, er uit te peuren, 't Is, alsof iemand doordreunt met een - volstrekt juiste opsomming van de streek van Rembrandts penseel, over de manier waarop hij zijn verven bereidde, over degenen die invloed op hem had den, maar vergeet dat de luisteraar dat alleen maar kan begrijpen als hij het schil- 233 derij ziet, dat hem doet voelen dat de man een machtig schilder was. Soms vraag je je af, of de reden, dat de historische tuin hier zo in het slop geraak te, niet is, dat men eindeloos ontwerpen heeft aangeboden, precies kan opsom men welke planten wel dan niet in een zeker jaar in Nederland ter beschikking stonden, maar de tuinen zelf vergat. Een tuin is helaas een ephemeer iets, en eens vergaan, net zoals de stem van de overle dene, niet meer terug te brengen. Dat geldt vooral voor de landschapsstijl. Met de tuinen a la le Nötre is het bezwaar niet zo groot, er zijn er nog in het buitenland, en de strakke formele schepping laat zich zeer wel lezen uit een plan. Als ergens de kennis van de planten die daarin gebruikt kunnen worden, van pas komt, is het daar. Maar de bekoring van de land schappelijke tuin wordt op een andere wijze ondergaan, nader aan het genoegen van een schilderij. De verschrikkelijke uitdrukking „vermi- celli-stijl", waarmee men te pas en te on pas komt aandragen, is eigenlijk reeds het bewijs dat men denkt in kaarten. In wer kelijkheid werd die uitdrukking pas be waarheid bij de kneuterige kleine bezit ting of het stadstuintje, die aan de mode mee wilden doen. De landschapsstijl was er voor degenen die in grote schaal kon den denken, en die waren er in Nederland niet zo heel veel. Zou men bij een oud huis de historische tuin in landschapsstijl willen herstellen, dan heeft men wat aan zo'n plan. Maar verder? Wanneer men boeken over de tuinen van de grote Engelse tuinarchitecten, Kent, Rcpton, Capability Brown, in handen heeft, wordt er gewoonlijk niet zo heel veel aandacht besteed aan het plan, maar met glorieuze foto's aangetoond, hoe de machtige visie van de begaafde kunste naar zo de verdeling van de boomgroe pen, het open veld voor zijn vista's en effecten gebruikte, dat wij er nu nog van onder de indruk zijn. Als Repton dan ook met iemand in onderhandeling was over de aanleg ofheraanleg van zijn landgoed, tekende hij a) de toestand zoals hij was, niet als plan, maar als plaatje, en b) een tekening van hetzelfde terrein op dezelf de schaal, die men desnoods over de oude heen kon leggen, om zijn beschermer te

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1979 | | pagina 31