Historische tuinen en de liejhebber Notities bij een tentoonstelling over Lucas Pieters Roodbaard de studenten turn- en schermvereniging Olympia. Na de eerste wereldoorlog werd het convent tot 1971 ook gebruikt als gymnastiekzaal voor scholen uit de Utrechtse binnenstad en tijdens de twee de wereldoorlog werd de refter een op slagplaats voor auto-onderdelen van de Duitse Wehrmacht. Intussen kreeg het complex ook een museale functie. In 1926 werd in beide vleugels van de kloos tergang het Rijksbrandweermuseum ge vestigd. Later kwamen er het Museum voor Nieuwe Religieuze Kunst, het Goud-Zilver- en Klokkenmuseum en het Nationaal Museum van Speeldoos tot Pierement bij. Afgezien van het reli gieuze kunstmuseum zijn deze verzame lingen nu elders gevestigd. Deze ingewikkelde geschiedenis, waar mee telkens verbouwingen gepaard gin gen, tastten de bouwkunst van het con vent deerlijk aan. Voeg daarbij nog een paar rampzalige branden en het beeld is compleet. De restaurateur van nu, de Utrechtse architect C. A. Baart de la Fail- le, stonden dan ook voor een uiterst moeilijke opgave. Wat moesten ze in de ze bouwkunstige janboel beginnen? Zij kozen voor een verregaande „terug restauratie" in de oorspronkelijke stijl en lay-out van het convent. Terecht, ook al was er veel nieuwbouw nodig, want de oorspronkelijke bouw-bedoelingen wer den destijds door de Johannieters niet al lemaal verwezenlijkt. Dat is dan nu ge beurd. Eindelijk was er de kans. Geluk kig. Utrecht kreeg in het Catharijnecon- vent een gaaf rijksmuseum. Dat komt de stad dubbel en dwars toe. De restauratie heeft vier jaar geduurd en kostte twintig miljoen gulden. Ter informatie: het bureau Voorlichting van de gemeente Utrecht heeft ter gele genheid van de opening van Het Catha- rijneconvent een bijzonder degelijke en rijk geïllustreerde brochure gepubli ceerd, die is aan te vragen bij het Voor lichtingscentrum van de Gemeente, Vre- denburg 90, Utrecht. Jac. B. Looijen Soms denk je wel eens, dat Friesland toch wel erg ver van westelijk Nederland 231 verwijderd ligt en datje er daardoor veel te weinig van weet. Wanneer zich dan eens een gelegenheid voordoet om met het werk van een in de 18e eeuw geboren Friese schilder èn tuinarchitect, nl. Lucas Pieters Roodbaard nader kennis te maken, moetje die aangrijpen. En dat deed mej. S. Dörr, vóór haar pensionering Hoofd van het Bureau Algemene voorlichting en manifestaties van het ministerie van Buitenlandse zaken, toen ze kennis kreeg van een tentoonstelling over Roodbaard's landschapstui nen in het Fries Museum in Leeuwarden. De notities van mej. Dörr maakten ons nieuwsgierig naar de persoon van Roodbaard, reden waarom we ons de catalogus van die tentoonstelling lieten toezenden, in de verwachting, dat we daarin over Roodbaard wel wat meer informatie zouden vinden. In die verwachting zijn we niet teleurgesteld. Over de levensloop van Roodbaard is men op enkele geschriften na, betrekkelijk slecht ingelicht. En toch was hij een van de eerste tuinarchitecten, die de Engelse landschapsstijl in Nederland toepaste. Aan de genoemde catalogus is het volgende ontleend. De geschiedschrijver van Leeuwarden en tijdgenoot van Roodbaard, Wopke Eek- hoff schreef in 1875: „Lucas Petrus Roodbaard, die in 1872 te Assen (was) geboren en tot schilder opgeleid, hier den 23 Mei 1851 overleed, nadat hij de oude stijve bolwerken en dwingers dezer stad, even als den Prinsentuin en de begraaf plaats, in smaakvolle beplantingen her schapen en daardoor haar sieraad en ge noegen grootelijks verhoogd had. Ook verschillende buitenplaatsen in deze pro vincie, met name Vogelzang te Veen- klooster, Stania te Oenkerk, de Klinse te Oudkerk en Vijversberg te Rijperkerk, heeft hij vervormd en ze haren tegen- woordigen bevalligen aanleg gegeven. In 1813 woonde hij te Groningen en gaf toen als beroep hovenier op. Een jaar later was hij tapper en van 1816 tot 1822 stond hij, nog steeds wonende te Gronin gen, ingeschreven als „putraitschilder". Vanaf 1823 was hij ingeschreven te Leeuwarden... Dat uit de toelichtingen op de kaarten blijkt dat Roodbaard aller minst een taalkunstenaar was - de spel ling is hoogst gebrekkig, de zinnen ram melen en de mededelingen lijken zonder enige structuur in een eigen fonetische spelling op elkaar te volgen - is slechts een bijkomstigheid. De manier van teke nen is eveneens eigen, hoewel er grote verschillen in verzorging bestaan tussen de schetsen en de uitgewerkte plannen. Op de meer uitgewerkte plannen zijn de detailleringen, de bomen en de perken met struiken en bloemen en de gazons en waterpartijen, suggestiever van vorm en deze geaquarelleerde tekeningen zijn bovendien fraai ingekleurd met soms drie tinten groen om het verschil in de beplan tingen goed uit te laten komen. Zeer op vallend op veel van de tekeningen is de wijze waarop Roodbaard de uitzichten, de vista's aangaf. Waaiers van lijnen, kat- tesnorren, suggereren de mogelijke kijk richtingen, waar andere tuinarchitecten slechts de uiterste grenzen van het uit zicht aanduidden. Een ander kenmerk van de tekeningen, de fragmentering van veel van de tuinen in vrij kleine cirkel-, boon- en ovaalvormige perken en gazons met beplantingsaccenten aan de zijkan ten, heeft ruimtelijke consequenties ge had. De grotere tuinen hebben zeker wel grotere partijen gekregen; de kleinere ontvingen een beperkter maatgeving, waardoor van die ontwerpen de indruk verkregen wordt dat niet uit is gegaan van de te bieden wandelingen (paden), maar van een schema van perken waar tussen paden open bleven. Behalve de hier al genoemde tuinen is Roodbaard ook elders in Friesland werk zaam geweest. De grote tuin van Oranje- stein bijv., is naar zijn ontwerp aangelegd en het is waarschijnlijk, dat ook de O ver tuin van huize Oranjewoud eveneens door Roodbaard is ontworpen. De tuin van Groot Jagtlust bij Oudeschoot ten zuidwesten van Oranjewoud is eveneens door Roodbaard ingericht. In het gebied van Beetsterzwaag is de aanleg van de overtuin van Lyndenstein zeker van Roodbaard en het is niet onmogelijk dat ook de tuinen van Harinxmastate en iets

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1979 | | pagina 29