Monumentenwet schiet tekort* 173 Teneinde grove verwaarlozing van monumenten te kunnen tegen gaan is een krachtdadig beleid van rijk en gemeenten noodzakelijk. De lagere overheden zouden een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het toe zicht op het onderhoud van monumenten en handhaving van de Monu mentenwet. Reorganisatie van de monumentenzorg, met name een her verdeling van taken, bevoegdheden en middelen is daarom dringend gewénst. Daarvoor in dit artikel een warm pleidooi. De monumentenzorg in ons land mag zich dan verheugen in een nog immer groeiende belangstelling van een breed publiekde problemen die een goede aan pak ervan in de weg staan zijn er niet minder om. Het is alom bekend dat de geringe financiële, personele en juridi sche armslag van de overheid één van de grootste knelpunten vormt. We willen het in dit artikel echter niet opnieuw heb ben over de noodzaak van het geven van mécr prioriteit aan monumentenzaken binnen de Rijksbegroting. Ook te kortkomingen in de wetgeving, als steeds weer terugkerende handicap voor de goedwillende bestuurder, laten we hier even buiten beschouwing. In onder staand artikel plaatsen we enkele kantte keningen bij de wijze waarop door met name de Rijksoverheid wordt gewerkt vanuit de op dit moment aanwezige mo gelijkheden. Het meest cruciale en in de monumcntcnwereld dan ook veelvuldig besproken onderwerp is wel het onder houd van monumenten. Geen onder werp van de laatse jaren overigens, zoals een korte terugblik in de ontstaansge schiedenis van de monumentenwetge ving in Nederland laat zien. Samen met de toeneming van de overheidsactivi teiten op het terrein van de monumen tenzorg nam rond 1900 ook de publieke belangstelling voor behoud van het cul turele erfgoed toe. Dit resulteerde in de oprichting van diverse verenigingen, die bevordering van het behoud van monu menten tot doel hadden. Enkele namen: Nederlandse Oudheidkundige Bond, Hendrick de Keyser, Bond Heemschut. De oudste van deze verenigingen, de N.O.B. (later K.N.O.B.), opgericht in 1899, kwam al snel tot de conclusie dat alleen een monumentenwet het „vanda lisme" zoals het verwaarlozen en ontsie ren van de monumenten werd omschre ven door victor de Stuers tot staan kon brengen. Een in 1907 ingestelde commis- sievandeN.O.B. (waarin ondermeer De Stuers) bracht in 1910 een verslag uit waarin de beginselen van een eventuele Monumentenwet waren neergelegd. De tweede poging zou een niet-openbare ontwerpwet uit 1921 zijn; de derde het in 1955 ingediende ontwerp van de huidige Monumentenwet. Hoewel de zeventien punten in het verslag van de N.O.B. slechts beginselen en dus geen uitge werkte artikelen zijn, treffen we hierin toch een aantal, met de huidige wet over eenkomstige figuren aan. Er zijn evenwel ook enkele belangrijke verschillen. Zo is de in het vijfde punt geregelde onder houdsplicht uiteindelijk niet in de Monu mentenwet opgenomen. Dit beginsel luidde: „Het openbaar li chaam, eigenaar eener geklasseerde onroeren de zaak, kan door de Rijkscommissie worden aangeschreven de door haar voor de in standhouding der zaak nodig geachte werken uit te voeren binnen een door haar te bepalen tijd en is gebonden daarbij te volgen de haar gegeven aanwijzingen. Blijft het in gebreke, dan worden de werken van Rijkswege uitge voerd. De kosten der instandhouding kunnen geheel of gedeeltelijk voor rekening van het Rijk worden gebracht. Ieder ander eigenaar eener geklasseerde onroerende zaak is ver plicht deze in stand te houden. Bij nalatigheid moet hij toelaten, dat de instandhouding ge schiedt van Rijkswege, in welk geval de kos ten dezer instandhouding, voor zoverre de eigenaar er niet door wordt gebaat, voor reke ning van het Rijk worden gebracht" Met betrekking tot de onteigeningsmo gelijkheid was beginsel 6 van belang: ,,Eenegeklasseerde onroerende zaak kan ten algemeenen nutte worden onteigend". *Deze beschouwing is een samenvatting van een artikel, dat verschenen is in Recreatievoor zieningen, een uitgave van de ANWB. Het werd geschreven door ir. H. M. P. J. van Hoof, medewerker monumenten, sectie land schap en monumenten, ANWB. We zijn de schrijver erkentelijk, dat hij toestemming gaf zijn artikel ook in ons tijdschrift te publiceren. Uitgangspunt voor de auteur was het lot, dat het landgoed Kareol in Aerdenhout onder ging. Over de slotacte van Kareol kan men elders in dit tijdschrift lezen. Red. H. i DE WESTGEVEL VAN KAREOL IN AERDENHOUT IN ZIJN LAATSTE STADIUM VAN VERVAL. FOTO; RIJKSDIENST VOOR DE MONUMENTENZORC.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1979 | | pagina 14