op zichzelf niet als voldoende reden om te restaureren; ten onrechte vol gens sommigen. 7. Er wordt gepleit voor geregeld onderhoud (monumentenwacht) en overheidssubsidie daarvoor. Bij landgoederen wordt ook voor een inventief gebruik gepleit (niet museaal). 8. Preventief onderhouden is altijd goedkoper dan curatief restaureren (zowel voor overheid als bezitter). Het is mogelijk vooraf te onderhou den en de kosten daarvan bij de defi nitieve restauratiebegroting te verwerken. 9. Uitbreidingsproblemen bij grote landhuizen: wordt dit te rigoureus dan overwoekert de uitbreiding het historische deel. Maar men moet be reid zijn tot compromissen om niet het gehele bezit verloren te laten gaan. 10. Moderne architecten hebben gêne om oudere vormen te gebruiken, restauratie-architecten schuwen veelal moderne toepassing en vor men van nieuw materiaal. Kleine monumenten en hun 'problemen werden besproken in de vierde werk groep, die onder voorzitterschap stond van ing. W. Raue, directeur van „Hen- drick de Keyser". Hier mondde de dis cussie uit in de volgende punten: 1Is de aanduiding monument voor de zogenaamde kleine monumenten wel juist? In principe dient het woord mo nument bij deze rubriek zeker ge handhaafd te blijven, doch een nadere aanduiding om vooral een museum etiket weg te nemen zou te overwegen zijn. 2. Dient men bij de waarde-bepaling van oude bebouwing zich alleen te beper ken tot het exterieur of ook tot het interieur? Het object dient als een ge heel gezien te worden, waarbij handhaving van de bouwstructuur voorop staat. 3. Mag voor heden en de toekomst aan passing en modernisering van het mo nument voortgezet worden? Voor zichtigheid geboden, van geval tot ge val te beoordelen en met duidelijke 2. onderkenning voor de waarde van het gebouw deskundig uitgevoerd. 4. Is schaalvergroting zowel voor ge bruik als voor structuur in de monu menten aanvaardbaar? In beginsel neen, bestemming aanpassen aan de schaal. Van geval tot geval te beoordelen. De vijfde werkgroep tenslotte hield zich bezig met de problemen van Monumenten van bedrijf en techniek. Van deze werk groep had ir. K. van der Pols, voorzitter 3. van de Vereniging voor monumenten van bedrijf en techniek, de leiding. Deze werkgroep vatte haar discussie, zoals die aan de plenaire vergadering werd voor gelegd, als volgt samen: 1Een beperkte doch belangrijke groep van monumenten van bedrijf en techniek is van groot educatief belang, in de eerste plaats om een groot alge- 165 meen publiek inzicht te geven in de ontwikkeling van bedrijf en techniek in hun totale sociale, economische en culturele context. Daarnaast dient grote aan dacht besteed te worden aan vastleg ging (documentatie door veiligstel ling van bronnenmateriaal, opmeten, fotograferen, filmen c.d.). Belangrij ke criteria hierbij zijn: - de inzichtelijkheid voor het alge meen publiek en de mogelijkheid om het een en ander werkend te presenteren; - het belang dat vooral ook de plaat selijke (regionale) bevolking aan genoemde monumenten hecht. Met de (veel grotere) groep monu menten van bedrijf en techniek die een nieuwe, eventueel economisch renda bele functie kan krijgen dient, zowel in historische als in maatschappelijke zin, zorgvuldig te worden omgegaan. Naast het historisch en belevingsas pect dient ook aan de „recycling" grote aandacht te worden gegeven. Ook hier is primair van belang de waarde die publiek en overheid plaat selijk (regionaal) aan deze monumen ten toekent. De werkgroep erkende de juistheid van deze stelling (discussiepunt 4) onder de aantekening dat „ver antwoordelijkheid" wat ver gaat, maar dat plaatselijke autoriteiten een belangrijke bijdrage zullen moeten le veren en dat tevens een duidelijke be langstelling bij het publiek aanwezig dient te zijn. I-IET FOltUM Ol' DE NATIONALE! MON U M ENTENSTU Dl ED A tl Ol' DE FOTO STAAN DE N A AM HOR DJ ES NI ET GEHEEL VÓÓUIEDEIt FOUUMI.il)

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1979 | | pagina 27