Een verdwenen
Leids station
maal verloren. De beide zijstukken staan
nog tegen de wand van de westbouw en
het middenpaneel werd later bijgewerkt
en met zijn gebeeldhouwde zijde naar de
tegenovergestelde kant gekeerd - als een
soort retabel van het achter de rug van
Karei de Grote zich bevindende altaar ge
bezigd. Het beeld, dat door zijn grootte
de verhoudingen schaadt, zal op deze
plaats niet te handhaven zijn. Het ver
dient dan vanzelfsprekend aanbeveling
de oorspronkelijke toestand te herstellen
h). Dat het orgel door zijn volume het
aspect van de westbouw aantast, is zon
der meer duidelijk. Er is daarom gedacht
aan een plaatsing in het noordertransept,
maar ook dit brengt bezwaren met zich
mee.
Een veelzijdig onderdeel van de restaura
tie wordt gevormd door het kleurensche
ma der wanden. Dat dit om een oplos
sing vraagt, blijkt het duidelijkst in het
koor. waar de gewelfschilderingen zijn
gehandhaafd, maar waar de wanden wit
gebleven zijn. De uit Cuypers' tijd date
rende decoraties van de schipwanden zijn
in een uiterst slechte staat en bovendien
weinig fraai, hl feite bestaan zij. naar de
heer Haakma Wagenaar bij zijn onder
zoek constateerde, uit twee verschillende
lagen, resp. van 1860 e.v. en van 1886 tot
1907. Tevens werden door hem sporen
aangetroffen van een oudere, uit de tijd
van de gotiek daterende beschildering,
helder van toon en reconstrueerbaar.
Wellicht zou het aanbeveling verdienen
deze laatste gegevens als uitgangspunten
voor de uiteindelijke aankleding te be
nutten. Verder lijkt het zinvol dat ook in
de zijbeuken en de daarbij aansluitende
kapellen een onderzoek naar eventueel
onder de huidige lagen verscholen schil
deringen zal worden uitgevoerd.
Tenslotte de transepten. Daar wordt de
tweede - decoratie voortgezet en gecom
pleteerd door twee zeer grote geschilder
de taferelen tegen de oostelijke wanden.
Zij zijn in uitstekende staat en het zijn
goede en karakteristieke produkten van
de neo-gotiek. Die welke zich in de
noordelijke transeptarm bevindt, heeft
tevens historische waarde, aangezien zij
een geschenk is van het bisdom Luik bij
gelegenheid van een kerkelijk jubileum.
Er valt dus alles voor te zeggen om deze
schilderingen te behouden. Haakma Wa
genaar pleit er daarom voor de Cuypers-
uitmonstering in de transepten te reini
gen, bij te werken en te bewaren met
inbegrip van de schilderingen te meer
waar de daar aanwezige glasvensters ook
typische produkten zijn van dezelfde pe
riode. De vraag doet zich uiteraard voor
of deze ruimten zich dan coloristisch met
schip en koor zullen verdragen. Evenmin
zal het een gunstig effect opleveren als de
wanden worden behandeld op gelijke
wijze als in het schip, waarbij de schilde
ringen daar dan geïsoleerd tegen afste
ken. Elders in het rapport wordt gesug
gereerd ze zó af te dekken, dat zij te allen
tijde weer kunnen worden blootgelegd.
Al met al zijn deze suggesties geen van
drieën bevredigend. Veel zal o.i. afhan
gen van het uiteindelijke aspect van het
schip in combinatie met het koor.
j GRF.GORII TURONICI Hisr«ri.w Fmncomm lihri
damt, Parisiis 1561, Lih. II. caput 5; IDEM, De gloria
Confessomni, caput 71. Zie ook: Mott. Gavt. Hist.,
Scriptori'.*, I,p.67,p. 190.
JJ.J. M. TIMMERS, Injlussi lombardi sul Ie chicst di
Maastricht di Roldttc, in: II Romanico, atti del Seminaria
di studi diretto do Pietro Sanpaolesi, Varenna 8-I6settem-
bre 1975, Milauo 1975, pp. 249 ss.
P. H. I. CUYPERS, De restauratie t>an de St.-Ser-
vaaskerk te Maastricht, in: Bulletin N.O.B., 1905-1904
(V). bh. 19-24: 124-155; 1905 (VI), bh. 76-84. Deze
artikelen benutten een schat aan gegevens over de toestand
restauratie.
EUCENE GENS, Histoire et description de I'eglise de
Sl.-Servais a Maestricht, Maestricht 1843, pi 24. ,Jam-
ttter genoeg laten de verminkte toestand waarin zij zich
bevinden ètt de vuile witsellaag waarmee zij zijn bedekt,
niet toe vast te stellen welke personen door deze beelden
worden voorgesteld".
Dit komt helaas in onze dagen ook nog t»<w. In een
uitgebreid en om zijn vele details interessant en belangrijk
artikel, afgedrukt in de Publications de la Société Historique
et Archeologique dans le Limbourg, 1977 (CXIII), bh.
55 vv. E.DEJONG, A. M. KOLDEWEIJ, A.J.J.
MEKKING, A. J. I 'AN RUN, Ecu studie over het
Bergportaal en de Bergpoort van de Sint-Servaaskerk te
Maastricht, wordt op bh. 77 vv. de geheel links staande
Jiguur, met voor de borst een discus, ivaarop het Lam Gods
is afgebeeld, geïdentificeerd als Samuel. En dat ondanks het
feit, dat fohaunes de Doper al zeker vanaf de 6de eeuw,
bijv. op de Cathedra van Maxinilianus te Ravenna,
wordt uitgebeeld. De samenstellers van deze studie hebben
zich kennelijk laten misleiden door het feit dat fohannes de
Doper aan de overzijde van liet portaal andermaal voor
komt. Deze doublure is bij een juist verslaan van het
iconografische thema van het geheel zeerwel verklaarbaar.
J Zie De Kunst van het Maasland, Assen 1971, bh. 275,
afh. 401 en fig. J5.
Dit is slechts een greep uit de vele proble
men waarvoor de restaurateurs zich ge
plaatst zullen zien. Wij mogen intussen
dankbaar zijn dat deze kerk, die onge
twijfeld te rekenen valt tot de voornaam
ste in Nederland, eindelijk de grote beurt
van conserverende verjonging zal krijgen
waar zij al zo lang op wacht.
Prof. dr. J. J. M. Timmcrs
Het is maar goed, dat we in het maart
nummer bij de bespreking van de Neder
landse uitgave van Fanelli's boek over
moderne architectuur in Nederland een
vraagteken plaatsten bij de notitie over
een station, dat door De Bazel in Leiden
zou zijn gebouwd. Want ofschoon we
dienaangaande enig bronnen-onderzoek
hadden verricht, blijken we niet diep ge
noeg te hebben geboord. Een onzer le
zers, de heer G. C. van Leersum, verbon
den aan het archiefbeheer en documenta
tie bij de Nederlandse Spoorwegen in
Utrecht was zo vriendelijk onze twijfel
over dat Leidse station weg te nemen. Er
heeft wel degelijk een Hollandsche Elec-
trische Spoorweg Mij bestaan, maar die
was veel meer bekend als de Haarlem
mermeerlijn. En die nu liet o.a. in Leiden
het station Heerensingel bouwen door, u
raadt het al, De Bazel. Het station is in
dertijd afgebroken, aldus de heer Van
Leersum, die onze aandacht vestigde op
een boekje van ir. J. W. Sluiter, hande
lend over de Nederlandse spoor- en
tramwegbedrijven, een uitgave van Brill,
Leiden. Voor belangstellenden in stations
- en die zijn er meer dan men denkt -
misschien een nuttige tip.
v.d.W