Het gebruik van monumenten
146 Op de Monumentenstudiedag, welke op
4 april jl. in het Jaarbeurscongrescentrum
werd gehouden, heeft prof. dr. ir. C. L.
Temminck Groll, hoogleraar aan de
Technische Hogeschool te Delft, een in
leiding gehouden over het „gebruik van
monumenten".
Monumenten moeten gebruikt worden.
„Liever een oneigenlijk gebruik dan géén
gebruik" merkte de hoogleraar op in het
Utrechts symposium over het gebruik
van gerestaureerde kerken op 22 en 23
september 1978. De natuur houdt
zichzelf in stand en mag hooguit gebruikt
worden zolang dit vermogen zich in
stand te houden niet wordt aangetast!
Wat wij gemaakt hebben houdt zichzelf
niet in stand en moet dus gebruikt wor
den wanneer we het willen bewaren. Het
noodzakelijk onderhoud is immers een
vorm van „maken" en we maken iets
alleen, wanneer we daar behoefte aan
hebben.
Maar dat gebruik mag dan wel breed
worden opgevat: kijken naar, rondwan
delen in, plezier hebben in zijn we
zenlijke vormen van gebruik, zelfs: we
ten dat iets bestaat en dat fijn vinden!
Hiermee rekening houdende, introdu
ceerde prof. Temminck Groll een formu
le voor „verantwoord gebruik". En pas
sant wilde hij daar ook mee aantonen dat
het sociaal verantwoord is, onderhouds-
subsidie toe te kennen!
Bij het gebruik van monumenten spelen vele
zaken door elkaar heen. Iets wordt be
schermd monument omdat men - een
landelijke of regionale gemeenschap -
vindt, dat het de moeite waard is de es
sentie ervan met zorg te bewaren en deze
door te geven aan volgende generaties.
Het „monument" is echter ook ge
bruiksvoorwerp. Als zodanig is het van
iemand of van een groepering van perso
nen, die het gebruiken en er daarom eisen
aan stellen. De functie, waarvoor het
wordt gebruikt, kan vrijwel altijd ook
door een niet-monument worden
vervuld.
Tegenstrijdige belangen liggen daardoor
voor het oprapen.
Tot slot van zijn betoog, dat geïllustreerd
werd met een voor een leek nogal inge
wikkelde wiskundige formule, hield
prof. Temminck Groll zijn gehoor o.a.
de volgende stellingen voor:
1.
2.
3.
„Gebruik" en „handhaven", waar
het ons vandaag om gaat, zijn onlos
makelijk verbonden aan „onder
houd" en „beheer", twee zaken die
gemakkelijk in geld zijn uit te drukken
en die dan ook (inclusief inflatie) een
duidelijke plaats innemen in de
formules.
Bij monumentale complexen zal men
ook aan complexe bestemmingen
moeten denken, die hun eigen invloed
op de invulling der formules hebben.
De kleine monumenten zijn voor een
belangrijk deel in particuliere handen.
Fiscale aspecten kunnen dan een grote
rol spelen. Soms ook zijn ze het eigen
dom van stichtingen Dat restauraties
in dat geval volgens een hoger percen
tage gesubsidieerd worden; blijkt vol
ledig verantwoord te zijn. Juist bij
kleine monumenten, doorgaans
onderdeel van een stedebouwkundige
kwaliteit, speelt ook dikwijls de
onderlinge beïnvloeding in hoge mate
mee: één opgeknapt huis maakt ette
lijke andere aantrekkelijker.
4. Tenslotte de grote solitaire monu
menten. Hierbij heeft men allang ge
accepteerd dat de zuivere materiële
cijfers niet sluitend gemaakt kunnen
worden. Intuïtief voelde men aan dat
dit goedgemaakt werd door de grote
hoogte van de immateriële waarden.
Waar het echter blijkt dat, ook daar
mee rekening houdend, de gehanteer
de formules dikwijls niet sluitend te
maken zijn, brengen ze zelf als deux
ex machina de reddende engel van het
onderhoudssubsidie naar voren.
Ondertussen is het aan óns om te trachten
die materiële kant toch althans zo sluitend
mogelijk te maken en we kunnen in
daadwerkelijke zin daaraan nog héél veel
doen!
DE BOND HEEMSCHUT WAS MET EEN STAND
AANWEZIG OP DE NATIONALE
MONUMENTENSTUDIEDAG. DE
BELANGSTELLING WAS OVERWELDIGEND
GROOT