IN VLEDDER WERD DEZE BOERDERIJ GERESTAUREERD INTERIEUR VAN DE NED. HERV. KERK IN RUINEN OPVALLEND IS DE GERESTAUREERDE KAP FOTO: PROV. MUSEUM VAN DRENTHE HET KASTEEL IN COEVORDEN NA DE RESTAURATIE FOTO: PROV. MUSEUM VAN DRENTHE kan beginnen. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg ziet daar op toe, zeg gen Ged. Staten. De vraag van de Staten of daarvan rapporten kunnen worden overlegd, blijft onbeantwoord. In 1954 treedt een nieuwe periode in. De Provinciale Drentse Schoonheidscom missie had in oktober 1953 Ged. Staten voorgesteld, een commissie in het leven te roepen tot behoud van landelijke mo numenten. Het provinciaal bestuur ging daarop in. Te zelfder tijd werd het Pro vinciaal Museum in Assen gereorgani seerd. Het kreeg de monumentenzorg als taak erbij, waartoe werd ingesteld wat sinds 1966 heet „Bureau Monumentenzorg bij het Provinciaal Museum van Drenthe". al die jaren moeilijk is geweest (over een periode die een uitzondering vormde, spreken wij straks). Spoedig bleek, dat met adviezen alleen niet veel kon worden bereikt. Architec ten met belangstelling voor, laat staan ervaring in restauratiewerk waren er niet. Van lieverlede ging het bureau zelf restauratiewerk leiden. Overigens tegen de normale B.N.A.-tarieven: oneerlijke concurrentie lag niet in de bedoeling. Inmiddels zijn er nu in Drenthe architec ten die men in goed vertrouwen met een restauratie kan belasten, zodat deze taak van het bureau vermindert. Toch zou het m.i. niet goed zijn, die kant van het werk helemaal op te doeken. Het is namelijk een groot voordeel wanneer de monu- Het wonder geschiedt: de provincie geeft 10%. In de volgende jaren wordt dat het vaste percentage. Tot en met 1953 verle nen de Staten subsidies aan vijftien res tauraties, dat is iets minder dan gemid deld twee per jaar. Het betreft hier twee kerken, vijf kerktorens, zes molens, een havezathe en een schans. Uit dit over zicht blijkt duidelijk, dat de aandacht nog volledig gericht blijft op het „grote mo nument". Al zijn dan de percentages wat verhoogd, de situatie blijft ten opzichte van dejaren vóór de oorlog ongewijzigd. In de Staten worden de subsidievoorstel- len goed ontvangen, maar daarnaast klinkt nog steeds sterker de vraag: „is het onderhoud na restauratie verzekerd?" Uit de antwoorden van Ged. Staten blijkt, dat men met die vraag niet zoveel Aanvankelijk richtte de aandacht zich dus op de landelijke bouwkunst. De eerste taak was te inventariseren wat er op dat gebied in Drenthe te vinden was. Er was vrijwel niets over bekend: de Voorlopige lijst van Monumenten van Geschiedenis en Kunst, dl. II, Drenthe, dateerde van 1909 en vermeldde boerderijen noch mo lens! Wie met zo'n inventarisatie begint, wordt alras geconfronteerd met be dreigde monumenten. Er zou een pro vinciale monumentenverordening moe ten komen; zolang die er nog niet was, moest met overreding en advies worden gewerkt, en ook met het in uitzicht stel len van subsidies. Wat dat laatste betreft: het vormde niet zo'n riant uitzicht, om dat het verwerven van een Rijkssubsidie mentenzorger uit eigen praktijk op de hoogte blijft van alle aspecten en proble men van het vak. Wie alleen maar hoeft te kijken of het goed gaat, houdt met die praktijk minder gemakkelijk contact. In 1961, in het zevende jaar van het be staan van het Bureau, kwam de Monu mentenwet. Bij het opstellen van de nieuwe monumentenlijsten kreeg Dren the voorrang, waarbij het bureau zijn do cumentatiemateriaal ter beschikking stelde. Helaas werd echter maar een. be perkte monumentenlijst opgesteld. Thans, na een aantal aanvullingen telt Drenthe 394 beschermde monumenten, waarvan 230 boerderijen, dat is gemid deld 6 boerderijen per gemeente. Te wei nig derhalve, om te komen tot bescher-

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1979 | | pagina 61